PZA Verhalen overJongens

Zelamir

vertaald door Jan van Vlaanderen

Romeinse Vakantie

Hoofdstukken 15-

Hoofdstuk 15

Marcus leunde tegen de reling van het schip en voelde de warmte van de zon op zijn rug. De geur van de dennenbomen van het omringende woud was goed merkbaar in de hete lucht van het zuiden. De drukte in de kleine havenstad Pont Contre was voorbij en de bevolking deed zijn siësta.

Zodra het dorpje opnieuw ontwaakte vulden ze hun watervoorraad en hun voorraad voedsel aan, om hun lange zeiltocht over de golf van Biskaje aan te vatten. Ze waren net op tijd in Londen aangekomen om in te schepen voor de boot uitvoer bij hoog tij. De met modder bespatte slavenjongens met hun voeten en onderbenen gekwetst en bloedend van de weg, hun laatste reserves van energie uit hun uitgeputte lichamen gewrongen, strompelden de kaai op toen de meertouwen al werden afgeworpen.

Ze hadden alleen nog maar tijd om de jongens op het dek te duwen en de dieren in handen te laten van de Londense manager van Corax voor het schip uitvoer.

Nadien verliep de tocht rustig. Het schip was een grote vrachtboot. Diep in het water en uitgerust met zeilen, alhoewel er ook roeispanen waren om in de havens en de kustwateren te manoeuvreren. De snelheid was afhankelijk van de kracht en de richting van de wind. Die wind stond al sinds hun afvaart in Londen in de goede richting en het werd dus een gemakkelijke tocht. Op dit ogenblik sliep de bemanning.

Marcus keek achter zich waar zijn vader lag te doezelen op een matras op het dek onder een afdak om hem te beschermen tegen de zon. Corax had gelaten moeten aanvaarden, bijna met vreugde, dat de zeereis zijn tocht zou vertragen.

Zijn vader, dacht hij, was altijd rustiger op zee dan op het land.

Zijn ogen gingen van bij Corax naar de plaats waar Pisclus en Bestia samen lagen in de schaduw van een hut. De week die nu door was had hen van uitzicht doen veranderen. Rust en aangepast eten had hun lichamen goed gevuld en hun huid een gezonde glans gegeven. Hun jonge vlees was snel hersteld en de striemen van de zweep waren snel verdwenen. Ze hadden geen kleren, dus had de zon en de wind hun lichamen gekleurd. Pisclus was nu diep bruin terwijl Bestia, met zijn blonde haren, een lichtere gouden kleur had. Marcus was verrast hoe snel de jongens zich hersteld hadden. Hij merkte dat, nu ook, ze niet sliepen maar samen een spelletje speelden. Het leek erop dat ze moesten raden of de andere zijn hand gestrekt of niet gestrekt uitstak. Hij had al gesuggereerd aan zijn vader dat de jongens het te gemakkelijk hadden. Corax had geantwoord dat er voor het ogenblik geen gehoorzamere slaafjes waren, dacht hij, en dat hij wou dat ze heel vlug hersteld waren als de nood zich voordeed. Marcus moest inderdaad toegeven dat eenmaal Pisclus was schoongemaakt en de kans had gekregen om zich te herstellen van de lijdensweg naar Londen, hij aandachtig was en zo levendig als een jongetje maar kon zijn. Dit betekende niet dat hij geen gelegenheid had om de jongen een wonde of twee te geven van de stok op zijn slanke romp, maar dat was meer omdat hij de jongen graag hoorde schreeuwen dan dat het nodig was om hem terecht te wijzen.

De gedachte aan de stok die op het prachtig kontje van Pisclus terecht kwam wond hem op en hij was net van plan om de jongen bij zich te roepen, toen hij op de kade, in zijn ooghoek, een beweging zag. Hij draaide zich om en zag een man, gevolgd door een naakte slaaf met een lading op zijn rug. Buiten dat dit het uur van de siësta was, was daar niets vreemd aan. Zo'n dingen waren algemeen gangbaar en waren alleen maar een blik waard als de slaaf een heel mooie jongen was. Wat ongewoon was, was de kleur, of liever de kleuren, van zijn huid. Hij was niet blank of bruin of zwart, maar veelkleurig, rood, geel, groen, blauw, oranje, alle kleuren van de regenboog. Marcus had nog nooit eerder zoiets gezien. Hij leunde naar voor om beter te kunnen kijken, maar het tweetal, de man en de veelkleurige jongen, waren nu aan zijn zicht onttrokken door de zijkant van het schip. Hij hoorde de stem van een vreemde man die iets vroeg en de ruwe stem van de schipper die antwoordde.

Een tweetal minuten later waren voetstappen hoorbaar en de schipper verscheen. Corax trok zijn ogen open, zette zijn hoofd recht en keek hem vragend aan.

"Excuseer me heer," sprak de schipper respectvol, omdat Corax de eigenaar was van het schip. "Er is een man die naar Rome wil met zijn jongen. Heeft er bezwaar tegen dat hij met ons mee vaart? Zij zullen op het dek slapen zodat ze u alleen maar overdag kunnen storen. De man ziet eruit als een respectabele ambachtsman."

"Ik zou mezelf eerder omschrijven als een kunstenaar heer, in plaats van een ambachtsman." klonk een heldere stem, vloeiend en lot.

Dan verscheen de eigenaar van de stem. Hij kwam naast de kapitein staan, glimlachte en boog diep voor Corax. "Een artiest wiens doek de menselijke huid is. Mag ik de eer u en uw prachtige zoon mijn kunde voor te stellen." De man knikte in de richting van Marcus.

"Kom hier jongen." Zijn stem verloor plots al zijn geoliede zoetheid. "Snel, jij onnodig rund. Laat de heren niet wachten. Leg je lading maar Neer zodat ze de glorie van mijn werk kunnen zien."

Marcus zag dat de kerel zijn lichaam van kop tot teen bedekt was met kleurrijke tekeningen. Slangen, stieren, zwanen, pauwen, centauren en goden samen met naakte vrouwen en jongens kronkelend in een fel gekleurde overvloed.

Over zijn borst tot aan zijn dijen en schenen en zelfs tot op zijn wangen en zijn voorhoofd.

"Laat me mezelf voorstellen heer." ging de man verder op zijn nederige toon. "Eumolpus, heer, een tatoeëerder die denk ik heel wat kan. Het is misschien onbelangrijke kunst, maar ik maar eentje die ik al wandelend kan ten toon stellen."

"Draai je om, jongen." Hij stak zijn hand uit om hem om te draaien en Marcus merkte dat de jongen zich wegtrok bij zijn aanraking. "Hier, op zijn linkerdij is een fijne afbeelding van Ganymedes die geneukt wordt door Zeus die ik u graag wil tonen. Kijk hoe ze lijken te bewegen als hij zijn achterwerk beweegt."

"Opmerkelijk," zei Corax droogweg. "Ik heb de indruk dat er geen enkel lichaamsdeel is dat je niet gedecoreerd hebt."

"Dat is waar heer, er blijft weinig over om mijn kunsten te vertonen. Tussen zijn tenen en onder zijn voeten alleen nog maar denk ik. Als u zo goed wil zijn om de kapitein de toelating te geven om ons tot Rome te laten meevaren, dan zal mijn vrije tijd besteden om ook die plaatsen de 'decoreren', zoals u het noemt. Als dat dan gedaan is, blijft de vraag of ik de jongen zal houden als voorbeeld van mijn werk of dat ik hem zal verkopen als kunstwerk en dan een ander doek zal aanschaffen voor mijn genialiteit."

"Ik kan me voorstellen dat het proces pijnlijk is voor je werkstukken." zei Corax voorzichtig.

"Als men dat kan beoordelen aan het geschreeuw, dan is dat wel zo, heer. Als dat geschreeuw, terwijl ik eraan werk, je stoort, dan zeg je maar iets en dan doe ik er onmiddellijk iets aan. Maar ik zie dat u zelf twee mooie slavenjongetjes hebt. Als u wil zal ik mijn kunsten op hen oefenen."

"Vader, ik zou graag een Ganymedes en Zeus op het kontje van Pisclus hebben." vroeg Marcus begerig. "Het zou erg leuk zijn om de god te zien neuken wanneer hij rondloopt."

"Dat mag niet!" zei Corax ferm. "Dat ziet er wel een goed idee uit, maar het zou je snel vervelen en als je in Rome bent moet je naar school en de leraars zullen niet hoog oplopen met een student wiens slaaf met een uitnodiging voor seksualiteit op zijn kont rond loopt."

"Ik zou graag een discreet werkstuk hebben op Bestia, maar ik denk dat ik je eerst aan het werk wil zien voor ik van je aanbod gebruik zal maken."

"Zeker heer, dat is geen probleem." zei de man. "Breng mijn kist met mijn gerief, jongen."

Marcus merkte dat het kereltje zijn handen beefden toen hij rommelde met de riemen die hij op zijn rug had en dat tranen over zijn gezicht liepen toen hij zich naar zijn meester draaide met een klein houten kistje in zijn handen.

"Ga op de grond op je rug liggen." beval de man ongeduldig, terwijl hij het kistje aannam.

Eumolpus trapte de jongen zijn voeten uit elkaar en ging tussen zijn benen zitten. Hij klemde de knaap zijn rechterbeen dicht tegen zijn zij met zijn arm en hij greep zijn voet stevig in een hand.

De jongen begon oncontroleerbaar te snikken alhoewel de man nog niet met zijn werk begonnen was.

"Ik zal," ging Eumolpus verder tegen Corax, "een afbeelding van een hagedis tatoeëren waarvan de kop komt piepen tussen zijn grote en zijn tweede teen. Hij zal groen worden met een rode tong, een rode kam en gele ogen."

"Ik ga eerst de omtrek schetsen met kalk en kleur per kleur maak ik de tatoeage."

Hij zat even te tekenen, met zijn hoofd over de voet gebogen. Dan legde hij het krijtje terug in de kist en nam dan een grote naald met een houten steel. De jongen jammerde van angst.

Eumolpus spreidde de tenen van de jongen open en duwde de naald in het tere vlees dat ertussen zat. Het gejammer ging over in geschreeuw. Hij schudde wild met zijn hoofd en sloeg met zijn handen op het dek. Maar zonder met het geroep en de last van zijn slachtoffer rekening te houden, ging de man verder met zijn werk.

"Ik vind het beter om de naald diep in te drijven om de kleur goed te bewaren." merkte hij op met luide stem om over het lawaai heen te komen.

Marcus, opgewonden door het lawaai, stapte dichter bij de man en zijn wriemelende slachtoffer. Hij keek neer op het verwrongen gezicht van de knaap en de fel bewegende borstkas toen hij naar adem snakte om het van angst uit te schreeuwen. Geïntrigeerd door het lijden van de jongen viel hij op zijn knieën naast hem en zette hij de palm van zijn hand op zijn borst om het gebons van zijn hart te voelen.

Hij merkte gelach en stemmen rond hem. Hij keek op en zag een woud van sterke donkere benen en realiseerde zich dat de bemanning van het schip verzameld was om mee te genieten. Hij kroop achteruit. Hij kreeg Pisclus in het oog. De jongen scheen instinctief te begrijpen wat van hem verwacht werd. Misschien kon hij de bult zien op de tuniek van Marcus. Met een enkele lenige beweging van zijn naakte lijf stond hij recht en stapte hij snel naar zijn meester.

Marcus legde zijn hand op de blote schouder van de knaap en liet hem ronddraaien, zodat hij naar het midden van het schip keek. Een bemanningslid maakte een opmerking waarmee de anderen lachten. Met enkele ferme kletsen op zijn blote billen leidde hij het kereltje voor zich uit naar een plek achter de hut waar ze uit het oog van de menigte die rond te tatoeëerder en zijn slachtoffer stond, onttrokken waren.

Een harde slag tegen zijn achterhoofd deed de jongen voorover buigen. Hij nam de reling beet om zich vast te houden. Pisclus kromde zijn rug en stak zijn kontje omhoog. Marcus liet zijn handen over de romp glijden die zo uitnodigend aan hem gepresenteerd werd. Hij genoot van de manier waarop de lippen van zijn anus open en dicht gingen door zijn bewegingen. Hij merkte dat de ruwheid helemaal weg was, alhoewel er nog wat littekens zichtbaar waren.

Marcus zoog aan zijn duim en liet dan zachtjes zijn nagel over de lippen van de anus glijden. Deze actie wond Pisclus nog verder op en hij duwde zijn lieflijke kontje nog hoger in de lucht. Marcus greep de gelegenheid aan en duwde zijn duim in één brutale beweging naar binnen. Pisclus gilde schril en begon dan te kreunen als Marcus zijn duim bewoog. Marcus ging met zijn linkerhand rond de knaap en vingerde zijn kleine maar stokstijve piemel. Pisclus begon op en neer te pompen op de duim van Marcus en dreef zichzelf dichter bij een orgasme.

Marcus wachtte zijn ogenblik af en stapte achteruit. Pisclus jammerde en roteerde met zijn heupen om zijn meester te overtuigen om met zijn duim verder te doen.

"Blijf waar je Bent, ventje." beval Marcus.

Pisclus jammerde. Marcus glimlachte toen hij de knaap bekeek, zijn kont omhoog, zonder woorden smekend om gebruikt te worden, als een dier overweldigd door dierlijke emoties.

Marcus deed zijn kleren uit en gooide ze op het dek. Het lichaam van Pisclus schudde. Hij wist wat Marcus deed en wat ging komen. Hij was bang maar ook begerig naar de lul van zijn meester. Marcus wist dit en vond het prettig om hem te laten wachten.

Hij legde zijn hand op het kontje van de knaap en voelde het stevige vlees rillen van opwinding. Hij hield zijn eigen ding vast en duwde hem tegen de lippen van Pisclus' kontgaatje. De jongen snakte naar adem en duwde naar achter om zichzelf op Marcus' staalharde paal te spietsen. Marcus liet de jongen nog een tweetal tellen langer wachten en dan, in een enkele krachtige stoot, begroef hij zijn lul tot aan de wortel in de knaap zijn achterwerk. De blote voeten van Pisclus krabbelden op het houten dek en probeerden grip te krijgen voor de aanval van de oudere knaap. De aanval van Marcus was zo krachtig dat zijn lichaam een ogenblik opgetild werd. Marcus deinsde achteruit. Pisclus verdubbelde zijn greep op de reling en zette zich schrap voor een nieuwe uithaal van zijn meester. Marcus begon methodisch de jongen te neuken en dreef zijn lul in het nauwe kontje met lange, krachtige halen. Pisclus, wild van passie, antwoordde door enthousiast te hijgen en te zweten voor hij de lul van de oudere knaap bereed. Het deed pijn, maar die pijn was de meest indringende extase. Marcus verhoogde het tempo van zijn stoten, Pisclus schreeuwde. Hij bevond zich op het punt waar pijn en plezier één werden. Dan spoot Marcus zijn lading diep in de darm van de jongen.

Pisclus viel op zijn knieën. Even bleef hij geknield hijgen en dan bleef hij aan de reling hangen. Dan draaide hij zich, bracht zijn gezicht naar Marcus' kruis toe en met snelle, begerige halen van zijn tong maakte hij de nu slappe lul van zijn meester schoon.

Toen hij vond dat Pisclus zijn lul voldoende had schoongemaakt, deed Marcus zijn kleren terug aan. Toen hij terug rond de hut stapte merkte hij dat een druppen sperma van de binnenkant van Pisclus' dij afliep. Wel, wat hij met de jongen gedaan had was geen geheim.

Eumolpus was nog steeds bezig zijn kunst aan het beoefenen op zijn ongelukkige slaafje. De ellendige knaap had zichzelf al lang hees geschreeuwd. Nu kwam er nog enkel maar gejammer over zijn met schuim bedekte lippen, terwijl de man, zich niets aantrekkend van het lijden van zijn slachtoffer, zijn tatoeëernaald nu en dan deed rusten om de levendig groene kleurstof in het pas gekwetste vlees te wrijven. Het was duidelijk dat het jongetje uitgeput was door zijn lijden. Zijn handen en voeten stampten niet meer van pijn op het dek. Hij was wel niet helemaal stil, maar zijn bewegingen bleven beperkt tot een soort van stuiptrekkingen van zijn lijf en leden en een vreemd aanhoudend rollen van zijn hoofd.

Marcus zag zijn vader bij het volk staan dat bestond uit grijnzende zeelui, zijn gezicht had geen uitdrukking. Een van zijn handen rustte op Bestia's nek.

Maar baande zich een weg Naar hem toe. Toen hij dichter kwam kon hij zien dat de jongen doodsangsten uitstond, hij beefde en huilde zacht in zichzelf.

"Hij lijkt niet dat Bestia er naar uitkijkt om Eumolpus hem te laten versieren." zei Marcus geamuseerd bij het zien van de ellende op de kerel zijn gezicht.

"Nee." antwoordde Corax terwijl hij hard in Bestia's nek kneep. "Het ventje weet niet hoe dankbaar hij moet zijn."

"Ga je Eumolpus iets op hem laten tatoeëren vader?"

Ik denk het wel. Het zou een gemiste kans zijn en de man ziet er competent genoeg uit. Het zou een prachtige invulling zijn van onze vrije tijd gedurende de tocht. Misschien een Ganymedes en Zeus?"

"Nee, ik denk het niet. Iets meer discreet, maar uitdagend. We kunnen eens zien wat Eumolpus ons voorstelt."

"Ik heb genoeg gezien. Bedankt." zei Corax met luide stem. "Ik heb mijn besluit genomen. Ik wil je iets laten doen op mijn jongen hier, maar we luisteren graag naar jouw goede raad."

"Prima heer, prima. Ik ben tot uw dienst heer." zei Eumolpus terwijl hij recht kroop en het bloed van zijn naald afveegde met een doek.

"Dit ventje hier," zei Corax terwijl hij naar Bestia wees, "maar ik wil iets niet te groot, iets waarover gepraat kan worden, om zijn voorkomen wat meer animo te geven.

"Ik begrijp exact wat je bedoelt heer. Laat eens zien, een mooie honingblonde, dus iets dat contrasteert daarmee op een welbepaalde plaats 3;" Hij pauzeerde even in gedachten verzonken.

"Ik weet iets heer, echt gepast. Een donkerrode roos rond zijn kontgaatje met een donkergroene steel die loopt tot aan zijn lul, rond de basis van zijn ballen en langs zijn perineum omhoog langs de spleet van zijn reet tussen zijn billen, met een enkel blaadje dat bovenaan zijn kontje komt uitpiepen. Heel artistiek en uitdagend heer. Als de jongen rechtstaat zal je alleen maar het steeltje vooraan zien dat achter zijn balletjes verdwijnt en achteraan het groene blaadje dat uit zijn kontje tevoorschijn komt. Iedereen die het ziet zal zich afvragen wat er in die intrigerende spleet zal zitten. Als hij voorover buigt zal het roosje met zijn gaatje in het midden helemaal zichtbaar zijn, een onderhoudend concept, als u het mij vraagt. We kunnen de steel wat meer kleur geven door er scherpe doornen op te zetten met druppels rood bloed die er eraf druipen."

"Dat klinkt uitstekend. Je bent klaarblijkelijk een echte artiest. Hoe lang gaat dit duren, en wanneer begin je eraan?"

Ik zou graag morgen beginnen heer, als het mag. Ik moet eerst de tekening op de jongen maken. Dat is het echte creatieve deel van het proces en daaraan zou ik graag net een frisse geest beginnen. Als ik eraan begin twijfel ik er niet aan dat het kereltje zal schreeuwen. Ik ga aan de meest tere delen van zijn lichaam werken. Dat zal, laat eens kijken 3; vier of vijf dagen duren."

"Het zal dus af zijn voor we landen in Lissabon," rekende Corax.

"Als het dat is wat u wil heer, dan zal het zo gebeuren."

Hoofdstuk 16

Bestia's ellende werd nog versterkt omdat Corax en Marcus het fijn vonden om om zijn angsten te lachen. Ze discussieerden over de grootte van de tekening die getatoeëerd ging worden, terwijl ze met hun vingers langs zijn lul gleden en rond zijn ballen om de weg te tonen van de rozensteel. Pisclus deed zijn best om zijn vriend te troosten door hem stevig te knuffelen en hem bemoedigend op zijn schouders te kletsen als ze uit het zicht van hun beulen waren. Ondanks dit alles was het geplaag gruwelijk en genadeloos en de leed jongen geweldig, tot groot jolijt van zijn meesters.

Het was in de late namiddag en het schip was al een tijdje op weg toen Bestia kraakte onder hun constant geplaag. Het was een rustige avond, de lampen werden aangestoken en de vlammen brandden gestaag met amper een licht briesje om ze aan te wakkeren. De volle maan hing in de wolkenloze hemel en leek een zilveren weg te verlichten in de donkere zee. Het water klotste rustig langs de boeg van het schip toen het bijna roerloos op het water lag.

De vrede en de schoonheid van de natuur was in tegenstelling tot de gruwelijkheid van de mensen. De jongens hadden hun meesters gediend bij het avondmaal. Hun taak zat er nu op. Marcus had Bestia, niet voor de eerste keer die avond, opgedragen om voorover te buigen en zijn billen open te trekken, zodat hij kon zien waar de roos ging getatoeëerd worden.

"Denk je niet vader," vroeg hij terwijl hij met zijn vinger in het niet ingesmeerde gaatje peuterde, "dat Eumolpus in de lippen van zijn anus zal steken als hij de roos tekent."

"Als we hem dat vragen zal hij dat wel doen." zei Corax, geamuseerd door het voorstel.

"Het zou heel het project opwindender maken als het helemaal recht op gaatje stond."

Bestia huilde van ellende en viel op zijn knieën. Hij kroop rond en keek naar zijn meester.

"Alsjeblieft heer," snikte hij, "moet 3; is het 3; Oh heer 3; alsjeblieft heer 3;" Hij kwam niet uit zijn woorden door de angst.

"Wat jij, stukje afval. Denk je dat je dit met mij kan bespreken? Denk je dat, omdat je een mooi prentje op je kont krijgt dat ik de teugels losser zal laten?" Corax was zijn goede humeur kwijt. Zijn stem was koud van woede.

"Neen heer 3; Alsjeblieft heer!" smeekte de knaap wanhopig.

"Wel, jouw achterste is niet het enige deel van jouw anatomie dat open staat voor zweepslagen. We gaan je even testen op discipline. Naar de hut. Draai je om en kijk naar me. Steek je handen zo hoog mogelijk in de lucht."

"Nu moet een van jullie de kleine bengel optillen zodat hij zich daar boven kan vastgrijpen."

"Een stevige zeebonk stapte naar voor en grijnsde. Hij nam de snikkende knaap beet onder zijn armen en tilde hem op.

"Uitstekend," zei Corax. Hij stond op en nam een dunne rieten stok in zijn hand. Hij keek even grimmig naar het uitgestrekte lichaam van de naakte jongen. "Nu hou je je vast tot ik je zeg dat je mag loslaten of ik hang je daar terug en begin opnieuw."

Hij zwaaide de stok boven zijn hoofd en sloeg hem zwiepend over Bestia's blote borst, net onder zijn tepels. De soepele stok maakte een bloedrode striem over de goudkleurige huid van de jongen, likte zich rond zijn ribbenkast en liet daar een rood bloedspoor achter. Bestia schreeuwde luid. Zijn hielen trommelden op de houten vloer van het dek.

Corax wachtte even tot de jongen stil hing. Dan zwaaide hij de stok opnieuw. Deze keer kwam hij neer, een halve cm onder de striem van de vorige slag. Weer schreeuwde de knaap. Weer wachtte Corax tot hij stil hing. Hij wou dat Bestia alles van de straf voelde. Nog 2 keer kwam de stok neer op het strak gespannen vlees van de schreeuwende knaap. Dan pauzeerde hij even en nam zijn tijd om te richten.

"Zet je schrap, varkensdrek," riep hij en hij liet de laatste slag neerkomen diagonaal over de borstkas van de knaap, striemend over de andere strepen en over zijn rechter tepel. Opnieuw doorkliefde een schrille kreet van pijn de stille nachtlucht.

"Nu mag je loslaten," zei Corax, bijna vriendelijk.

Bestia belandde op het dek en kroop op zijn knieën, zijn armen over zijn gepijnigde borst geklemd. Corax boog voorover, nam hem bij zijn nek en droeg hem naar de hut. Door de open deur kwam het geluid van een knaap die wild geneukt werd.

***

De volgende ochtend waaide er een warme bries uit het oosten die de boot langs de noordkust van Spanje dreef. De pieken van de Spaanse bergen waren net zichtbaar vanop het dek. Enkele wolken zweefden langs de anders zo blauwe lucht..

Eumolpus had zijn spullen op het dek uitgestald. De bemanning, door de milde wind was er slechts een man nodig aan het roer, was rond hem verzameld, vol verwachting. Ze maakten grapjes en kletsten met elkaar. Nu en dan keken ze met groeiend ongeduld naar de plaats waar Corax en zijn zoon hun uitgebreid ontbijt beëindigden.

Eindelijk waren ze klaar. Corax snauwde een bevel naar Bestia die zich schoorvoetend naar de wachtende menigte begaf. Hij huiverde en hij leek zijn benen moeilijk in bedwang te kunnen houden. Een bits woord van Corax zond Pisclus achter hem. De jongere knaap nam Bestia's hand en trok hem vooruit. Toen ze dichter bij de menigte kwamen waren tranen zichtbaar die over de oudere jongen zijn wangen liepen. Zijn ellende lokte enkele schampere opmerkingen van de zeelui uit.

"Komaan jongen," snauwde Eumolpus ongeduldig. "Leg je neer op het dek. Ik heb al lang genoeg op je moeten wachten."

Bestia, die zachtjes weende, gehoorzaamde. Eumolpus deed zijn kleren uit en knielde naast hen. Hij begon de piemel van de knaap te strelen.

De man keek op naar Corax die genaderd was om te kijken.

"Het eerste wat ik moet doen is de tekening maken," legde hij uit. "Ik doe de voor- en de achterkant apart, en voor ik kan beginnen moet ik zijn lulletje stijf maken. Maar het ventje wil geen erectie krijgen."

Hij duwde zijn vrije hand onder de knaap om zijn kontje te betasten.

"Het zal niet lukken als hij zijn kontje dicht houdt."

"Paniek, neem ik aan." merkte Corax op. "We kunnen hem zonder twijfel dwingen, maar dat zal wat tijd vragen. Pisclus, buk je en neem zijn ding in je mond en begin hem te pijpen. Komaan ventje. Ik weet dat je van piemeltjes houdt."

Gehoorzaam ging Pisclus op zijn knieën zitten en boog hij voorover om aan Bestia's onbehaarde ballen te likken en dan aan zijn kleine slappe piemeltje.

Hij was er zich van bewust dat hij in deze houding, voorover gebogen over Bestia's kruis, zijn eigen kontje opende en tentoonstelde. De zeelui gaven commentaar en hij voelde een natte vingertop in zijn gaatje duwen. Bestia's lul begon stilaan te groeien en Eumolpus tikte hard tegen zijn hoofd.

"Genoeg," zei de man en hij duwde hem opzij. "Ik wil niet dat hij een orgasme krijgt."

Hij knielde naast Bestia en begon in het groen de stengel van de roos te schetsen.

"Waarom heb je je uitgekleed?" vroeg Marcus.

"Dat zal je snel genoeg zien jonge heer." antwoordde de man. "Dit is gedaan nu, ik kan beginnen. Vermits er zoveel toeschouwers zijn kunnen 4 mannen zijn armen en zijn benen vasthouden."

Hij wachtte tot 4 stevige zeebonken Bestia op zijn plaats hielden. Dan nam hij de naald met het houten handvat. Met een duivelse glimlach hield hij hem omhoog zodat zijn slachtoffer hem goed kon zien. Het gesnik van de snaak veranderde in luid gejammer. Eumolpus lachte luid en duwde de punt van de naald in zijn stijve piemel. Een straal amberkleurige vloeistof spoot uit Bestia toen hij zichzelf beplaste.

"Zie je nu waarom ik me uitgekleed heb?"zei Eumolpus, terwijl hij het vocht met zijn handen van zich afwiste.

Hij zette zijn taak verder. Mettertijd werd Bestia's geschreeuw steeds heser en het tegenspartelen werd minder hevig. Pisclus kroop rond tot aan zijn hoofd en trachtte hem te troosten door zijn hoofd in zijn armen te nemen. Bestia's wangen en ogen waren nat van de tranen en hij staarde wezenloos in de verte. Rond zijn mond vormde zich een dunne witte schuimlaag. Eumolpus keek op, gaf Pisclus een klap in zijn gezicht en zei hem om op te krassen. Pisclus kroop weg maar na een tweetal minuten verscheen hij terug achter de mensengroep. Hij zag dat Eumolpus, opgaand in zijn werk, achteruit gekropen was. Deze keer merkte niemand de naakte slavenjongen op.

Tenslotte beëindigde Eumolpus zijn werk voor die dag. De mannen wandelden weg en Pisclus en Bestia werden alleen gelaten. Bestia lag op het dek met zijn hoofd op Pisclus' blote dijen. Zijn lijf schudde van het snikken. Na een tijdje kroop hij naar een hoekje van het dek waar hij zich in een bolletje rolde, een bolletje van naakte ellende dat stilletjes bleef jammeren.

Na een tijdje moesten de jongens op hun meesters wachten. Bestia's handen beefden zodanig dat Corax hem wegduwde.

"Ik wil geen ventje in mijn bed dat zo beeft." merkte hij grommend op. "Maar dan zit ik zonder kontje om me te vermaken vannacht."

"Je kan mij hebben vader," bood Marcus aan.

"Een ware liefhebbende zoon met een Romeinse zin voor verantwoordelijkheid." merkte Eumolpus op, die uitgenodigd was voor de maaltijd.

Nadat ze gegeten hadden waren vader en zoon zodanig met elkaar Bezig dat Pisclus erin slaagde om ongezien weg te konen. Hij vond Bestia zittend op het bed, zijn knieën opgetrokken en zijn rug tegen de muur. Pisclus ging naast hem zitten.

"Ik heb iets voor je," zei hij en hij gaf hem een homp tarwebrood en een kom met een soort vissoep die hij van de tafel gestolen had.

"Ik moet het niet hebben, bedankt." antwoordde Bestia snuivend. "Morgen moet er nog meer aan me gewerkt worden, weet je. Hij gaat de stam rond mijn ballen maken en tussen mijn benen. Het doet zo'n pijn." Hij begon zachtjes te huilen.

Pisclus dipte het brood in de soep en nadat hijzelf een hap genomen had hield hij het voor Bestia's mond. Hij zei niets. Hij wist niet wat hij moest zeggen.

"En dan is er de roos zelf, dat wordt nog het ergste van al." Bestia wendde zijn hoofd af en weigerde de het eten.

Pisclus zette de kom voedsel neer en legde zijn arm rond de blote schouders van zijn vriend en hield hem stevig vast.

De volgende ochtend was Bestia niet fit genoeg om te helpen met bedienen. Nadat Corax en Marcus een uitgebreid ontbijt genomen hadden, zonden ze Pisclus op naar Bestia. Hij vond hem in erbarmelijke staat, zijn knieën opgetrokken tot tegen zijn kin, met zijn hoofd in zijn handen, zijn magere schouders schuddend van het snikken. Pisclus raakte zijn hand aan en zag het betraande gezicht van de jongen.

"Je moet meekomen," zei Pisclus vriendelijk. "Als je niet komt maak je het erger."

Bestia kroop recht en liet zichzelf vooruit helpen door de jongere knaap. Eumolpus kwam naar het dek met zijn doos instrumenten. Bestia zag hem en bleef staan."

"Kom alsjeblieft Bestia." zei Pisclus en hij trok aan zijn hand.

Bestia rukte zich weg naar de zijkant van het schip, kroop over de reling en gooide zich in zee. Pisclus rende naar de kant. Het was duidelijk dat Bestia niet kon zwemmen. De armen van de jongen spartelden wanhopig in het water en zijn hoofd verdween onder de golven. Het schip dreef steeds verder weg van de verdrinkende knaap.

"De kleine gek," schreeuwde Marcus. "Dat deed hij met opzet. Daar gaat hij echter niet zo gemakkelijk mee weg komen."

Hij deed zijn tuniek uit, klom over de reling en dook in zee. Met sterke, geoefende slagen zwom hij naar de plaats waar Bestia lag te spartelen in het water. Hij greep de jongen vast. Er kwam een kort gevecht, maar dat was snel voorbij. Marcus was een jaar ouder, beter gevoed en sterker. Het schip dreef er naartoe. Een zeeman die kon zwemmen dook bij Marcus in het water. Ze bonden samen een touw rond Bestia zijn schouders en hij werd aan boord getrokken. Er werd een touwladder uitgeworpen en Marcus en de zeeman klommen erop.

"Waar is dat kleine rund?" vroeg Marcus zodra hij terug op het dek stond.

Hij stapte naar de plaats waar Bestia hoestend en proestend het water uit zijn longen trachtte te krijgen.

"Jij vuil stuk hondendrek," riep hij en hij stampte hem zo hard hij kon met zijn blote voeten. "Ik zal je een lesje leren."

"Breng dat kereltje ergens waar ik hem kan geselen." beval hij hijgend. Hij vond dat stampen hem pijn deed aan zijn voeten.

Twee matrozen grepen de nog steeds bevende knaap en strekten hem uit met zijn gezicht omlaag over een luik naar het ruim.

Een andere man gaf Marcus een eindje touw dat hij over zijn schouder sloeg.

"Niet over zijn achterste, jonge Heer," riep Eumolpus verward. "Ik heb nog werk te doen en het wordt al moeilijk genoeg zonder dat hij bloedt."

Marcus bekeek hem en knikte. Hij zette zich een beetje anders en sloeg het touw over Bestia's schouder, wat een vuurrode striem op diens blote vlees achter liet. De jongen huilde en zijn lichaam schudde onder de kracht van de slag. Steeds opnieuw ging Marcus' arm omhoog en kraakte het dikke touw neer op de wriemelende knaap die het uitschreeuwde van pijn. Eindelijk werd Marcus moe en gooide hij het touw neer.

"Nu is hij voor jou." zei hij tot Eumolpus. "Zorg ervoor dat je hem pijn doet."

"Zeker, jonge Heer," beloofde Eumolpus, en dat deed hij.

Bestia werd op zijn rug gedraaid en weggedragen van het luik. Zijn gekwetste schouders bonsden op het dek. Eumolpus ontkleedde zich en ging op buik van de jongen zitten, met zijn gezicht naar zijn voeten gericht. Twee zeelui grepen het slachtoffer zijn enkels en hielden zijn benen gespreid. De man begon met zijn tatoeëernaald de tekening te krassen rond de basis van het scrotum van de knaap. Op zijn teken liet de zeeman de rechterenkel los en Eumolpus haakte zijn rechterarm rond de dij van Bestia om hem achteruit te trekken, zodat hij kon verder werken rond de knaap zijn ballen. Opnieuw stierf het gekrijs van Bestia uit in een hees gezucht.

Toen Eumolpus zijn dagtaak erop zat, werd Bestia met een enkel aan de mast geketend. De volgende drie dagen werd de jongen zo vastgemaakt, behalve voor de tijd waarin Eumolpus aan hem moest werken. Bestia schreeuwde niet veel meer. Alleen wanneer hij Eumolpus met zijn kistje zag aankomen en het eerste kwartier van elke sessie met de artiest. Pisclus besteedde al zijn tijd waarin hij niet moest dienen bij zijn meester bij zijn slavenmakker. Hij kon niet veel doen om het leiden van Bestia te verlichten en ze spraken niet veel. Hij trachtte alleen om de jongen te laten voelen dat hij niet alleen was in zijn miserie.

Op de vijfde ochtend van Bestia's beproeving zaten de 2 jongens samen op het dek toen voetstappen weerklonken op het hout. Het was het moment dat Eumolpus gewoonlijk begon met zijn werk en Bestia's lijf begon te beven voor de pijn die ging komen. Pisclus legde zijn hand op zijn dij om hem te troosten.

"Wel Jongens," sprak een zelfzekere stem, "Ik heb iets bij voor jullie twee."

Pisclus sprong blij op. Hij herkende de stem van de scheepskok. Het was een nogal vriendelijke man van wie hij al eens iets afgebedeld had voor hem en voor Bestia.

De man kwam in zicht en had een grote dampende aarden kom bij zich en een stuk brood. Bestia liep er naartoe. De man bracht de kom omlaag zodat hij kon zien wat erin zat: grote stukken tonijn gedrenkt in vissoep.

"Hier, neem aan," zei hij. "Dat is voor jou en je vriend."

Pisclus nam de kom in beide handen en een brede glimlach van geluk toonde zijn helder witte tanden. Dit was veruit al de grootste portie voedsel die hij had gekregen sinds hij zijn vrijheid kwijt was. De man lachte toen hij de opwinding zag op het gezicht van het blote jongetje. Hij streelde hem door zijn haar.

"Geef jij dit aan je vriend,"Zei hij. "Ik zorg voor het brood."

Kijk," zei Pisclus opgewonden, en hij zette de kom naast Bestia neer. "Dit is allemaal voor ons. Alles."

Bestia pakte er met zijn vingers een stuk vis uit en stak het in zijn mond. Hij begon te eten, maar af en toe stopte hij en keek hij rond. Hij had honger, maar was ook heel bang.

"Wanneer komt hij?" fluisterde hij zenuwachtig. "Hij komt vast heel snel. Ik weet het 3;"

"Ik wed dat die kerel met je klaar is," zei de kok. Hij ging op zijn hurken zitten en bekeek de 2 jongens. "Geniet maar van het eten. Komaan, ik breek het brood voor jullie in twee."

"Hij is niet in de buurt," ging hij verder. " Hij is altijd op, lang voor hij zijn gereedschap moet nemen en vanmorgen heb ik hem nog niet gezien."

De jongens, nu gerustgesteld, begonnen gretig te eten. De man bekeek hen met een welwillende glimlach op zijn gezicht. Na een tijdje moesten de jongens even halt houden om adem te halen.

"Ik zal jullie wat vertellen, " zei de kok, "ik zou graag dat kunststuk eens bekijken."

Gehoorzaam deed Bestia zijn hand van zijn kruis weg. De man leunde naar voor om de kleine piemel van de jongen te inspecteren.

"Dat ziet er goed uit," zei hij. Dat ziet er echt goed uit. Die man is een wredaard, maar hij is een goede ambachtsman. Zoals hij dat gedaan heeft."

Hij stak zijn hand uit en nam het ding van het kereltje tussen zijn, door het werk, ruwe vingers en rolde ermee om de onderkant te bekijken. Eumolpus had de stengel van de roos niet recht getekend, maar in spiraal rond zijn piemel. De donkergroene steel was bezet met venijnige gele doornen waarvan sommige rode druppels bloed afvielen.

"En het gaat voorlangs en omhoog tussen je benen, niet?" vervolgde de man en hij duwde de erwtgrote balletjes van Bestia opzij om te kijken. "Wat heeft hij dan gedaan?"

"Ik zal het je tonen," zei Bestia gewillig.

Hij hield er wel van om zichzelf te tonen. Hij ging op zijn knieën zitten en draaide zich om terwijl hij naar voor leunde. Hij trok zijn billen open zodat de kok de donkerrode roos kon zien die getatoeëerd was rond zijn kontgaatje. Het topje van de buitenste kroonblaadjes stak net uit de spleet van zijn reet als hij rechtstond, als hint en als uitnodiging voor nieuwsgierige ogen dat er nog meer te ontdekken viel.

"Heel goed," zei de man op zijn billen kletsend. "Ik hou ook van dat ene blaadje dat achteraan aan het topje van je spleet staat. Het ziet er goed uit."

Hij stond op en ging weg.

"Denk je dat het er echt goed uitziet?" vroeg Bestia na een korte stilte.

"Het ziet er heel goed uit," verzekerde Pisclus hem.

Er kwam nog een pauze. Dan sprak Bestia opnieuw. " Kan jij ergens een spiegel vast krijgen zodat ik eens kan kijken?" vroeg hij hoopvol. Hij wou eens goed kijken. Hij was een mooi jongetje en dat wist hij. Corax wist goed dat hij ijdel was.

Hoofdstuk 17

Marcus pauzeerde even halfweg de marmeren trap aan de buitenkant van het verblijf van zijn vader. Het grote gebouw achter hem gaf heel wat welkome schaduw die hem beschermde tegen de warmte en de stralen van de zon. Samen met hem waren de stalknechten buiten gekomen toen hij en zijn vader aankwamen om hun rijdieren aan te nemen die op hen stonden te wachten van zodra ze aan de kade in Ostia aangekomen waren.

Ze wachtten nu op de kar die hun bagage zou meebrengen uit de haven. Bestia en Pisclus hielpen mee uitladen. Voor de eerste keer sinds ze in Brittannië vertrokken waren, waren de jongens niet naakt. Niet dat ze blij waren met het nieuws dat ze kleren mochten dragen. Ze wisten dat ze beter niet konden tonen wat ze dachten, maar het was duidelijk te zien geweest aan hun gezicht toen ze hun tunieken overhandigd kregen. Marcus was er zeker van dat hij Pisclus in zichzelf had horen mompelen dat er niets mis was met zijn lichaam en dat er niets verstopt moest worden. Maar toen Marcus zag hoe de korte witte tuniek naar boven rees, over zijn anders blote kont, toen hij iets moest aanpakken van de slaaf op de kar, dacht hij dat kleren eigenlijk niet veel verstopten.

Toen hij de straat in keek zag Marcus een licht vierwielig voertuig naderen, dat getrokken werd door 2 vurige ruinen. Hun zwarte kleden glinsterden in de zon. Een slim uitziende stalknecht hield de paarden vast aan de voet van de trap en een mooi slavenjongetje sprong van de zitting af om de teugels vast te houden. Een grote man met een hoekig gezicht die een witte toga droeg met een brede purperen band stapte uit en begon te trap te beklimmen. De man naderde Marcus' vader en boog stijf voor hem.

"U bent denk ik de handelaar Corax?" zei hij.

Er was geen spoor van spot, verdediging of zelfs van arrogantie. Hij sprak zoals de ene voorname man sprak tegen een andere. Hij omschreef Corax als 'de handelaar' gewoon omdat hij handelaar was, net zoals hijzelf een van de machtigste mannen was van het machtigste instituut van het Keizerrijk Rome en de landen door Rome gecontroleerd.

Corax boog uit respect terug.

"Ik ben Cassius Longinus Cornelius. Ik geloof dat u een jong familielid van mij hebt meegebracht uit Londen. Ik kom u bedanken en ik kom hem halen."

Verschrikt zag Marcus dat Pisclus de trap op kwam met een kistje wiebelend over zijn schouder, een brede grijns op zijn gezicht en zijn tuniek opgetrokken, zodat zijn piemel en zijn balletjes, prikkelend en uitdagend vastgeklemd in zijn piemelring, voor iedereen zichtbaar was.

"Ja, inderdaad," antwoordde Corax terwijl hij onmerkbaar zijn zoon alarmeerde, "maar u weet dat er een aantal politieke moeilijkheden waren in Brittannië waardoor zijn reis geheim moest blijven. Hij komt apart van Ostia en zou hier binnen een half uur moeten zijn. Vindt u het niet erg om te wachten in mijn studeerkamer? Ik breng hem bij u van zodra hij aankomt. Ik ben bang dat ik niet bij u kan blijven, maar u begrijpt dat ik een aantal dringende handelszaken te regelen heb."

"Natuurlijk, natuurlijk. Door die handelsverplichtingen is onze familie u nog meer verschuldigd. Maar nu de jongen hier is denk ik niet dat er nog een probleem is. De problemen begonnen tussen die gekke man, mijn broer en de Britse autoriteiten."

Nu was Piclus op dezelfde hoogte dan de 2 mannen op de trap gekomen. Cassius keek naar de knaap.

Mooi jongetje," merkte hij op.

"Ja zeker," antwoordde Corax. "Ik kocht hem in Brittannië als geschenk voor mijn zoon."

"Kom hier jongen," riep hij plots en Pisclus stapte naar hem toe.

"Marcus, mijn zoon had heel veel plezier met hem onderweg." Hij nam Pisclus' kin in zijn hand, bracht zijn gezicht omhoog zodat de senator hem goed kon zien. "Dat deed hij ook met uw neef. Deze lange zeereizen zijn vervelend en de jongelui moeten zich op een of andere manier amuseren."

"Ouderen ook, kan ik me voorstellen," merkte Cassius droogweg op.

"Zonder twijfel senator. Nu moet ik doorgaan. Ik zend mijn secretaris naar u toe om u de studeerkamer te tonen. Zeg hem dat u het document moet zien dat ik eerder kocht – een oud gedicht over de geschiedenis van Rome – een beschrijving van de strijd tussen Lars Porsena en de oude republiek."

"Marcus, kom nu. We hebben nog heel wat te doen." Hij ging de trap op, het huis in.

"Pisclus," riep hij als ze binnen waren en veilig weg van Cassius Cornelius. "Zet die kist neer en kom met me mee. We moeten je klaar maken voor je nieuwe huis."

De jongen die net binnen was draaide zich en keek hem aan. Dan liet hij de kist vallen en liep hij naar voor. Marcus dacht even dat hij naar zich toe liep, maar hij stormde voorbij en klemde zijn armen rond Bestia's middel. Hij omarmde hem stevig met zijn hoofd tegen de borst van de grotere knaap. Dan stapte hij achteruit en haalde plots 3 koperen munten boven die hij naar zijn vriend gooide. Marcus begreep niet hoe hij eraan gekomen was en hoe hij erin geslaagd was om ze mee te brengen, maar ze waren duidelijk zijn ganse bezit op deze wereld.

"Jij," riep Corax naar Bestia, "ga terug naar Ostia en haal de rest van ons reisgoed."

Bestia nam de koperen munten in zijn hand en rende terug de trap af. Tranen vloeiden over zijn wangen. Pisclus was de enige vriend die hij had en nu werden ze gescheiden.

"We moeten terug naar Ostia." zei hij de koetsier.

"Maar, alles is al hier." zei de man.

"Dat is wat ik je zei om te doen," antwoordde Bestia.

De koetsier grijnsde, gaf een hand aan Bestia en trok hem omhoog, naast hem. Hij riep iets naar het paard en ze vertrokken. Hij vond het niet erg om enkele uren door te brengen met een mooi ventje, voor een nodeloze tocht. Hij legde zijn hand op de binnenkant van een dij van Bestia en die schoof wat dichter naar hem toe. Ze moesten zelfs niet naar Ostia, dacht de koetsier. Alleen maar de koets ergens parkeren, en dan enkele uren pret.

Corax was nu van Bestia af en hij bracht Pisclus naar een privékamertje achter de studeerkamer.

"Wil je hem laten gaan?" vroeg Marcus op een ongelukkige toon.

"Ja, ik heb mijn woord gegeven."

"Waarom heb je dan gezegd dat ik hem mocht houden als je van plan was om hem toch te laten gaan?" Marcus was maar gedeeltelijk gekalmeerd.

"Omdat dit de enige manier was om jullie beiden geloofwaardig te laten zijn. Anders hadden jullie jezelf verraden, vooral met Falco. Komaan nu, we hebben maar een half uur. Ga naar de portiersloge en zorg voor touw en iets om ze door te snijden. Ik haal schoenen en kleren uit de kamer van Lucius. Dat moet de goede maat zijn. Gaius, jij blijft hier uit het zicht."

Marcus merkte op dat zijn vader al zijn slavennaam niet meer gebruikte. De slavenhalsband hing wat los en hij kon er gemakkelijk een mes tussen schuiven om hem door te snijden. Hij ging eraf en liet een witte streep achter op de gebruinde huid van de knaap.

"Je zal Gaius een van je zilveren kettinkjes moeten geven om dat te verklaren," merkte Corax op.

"Maar, gaat zijn oom hem wel herkennen?" vroeg Marcus.

"Hij heeft hem daarnet op de trap goed kunnen zien. Je hebt zelfs zijn gezicht omhoog gehouden om beter te kunnen zien."

"Het is zoals bij Falco. Hij zal denken dat er een gelijkenis is, maar dan zet hij de gedachte opzij dat het zijn neef zou kunnen zijn, omdat hij denkt dat ik hem anders niet zo goed had laten kijken."

Corax sprak wat onduidelijk, omdat hij op zijn knieën zat om de piemelring te verwijderen. Dit stelde een probleem. Hij was begonnen met te trachten een van zijn balletjes door de ring te krijgen, maar die leek wat opgezwollen en hij stopte na een schrille kreet van de kleine. Dit zou geen probleem geweest zijn als het maar een slavenjongetje was, maar hij wou niet verantwoordelijk zijn voor het castreren van de neef van een senator. Hij werkte nu aan de ring met een vijl, maar het was niet gemakkelijk. Misschien kon hij het ringetje breken en omplooien. Er stond al een lelijke rode striem op het scrotum van de jongen en op de basis van zijn lulletje.

"Dat moet pijn gedaan hebben," zei Marcus, zich afvragend hoe de knaap de pijn had doorstaan.

"Het was maar een klein beetje, heer." antwoordde de kleine.

"Je moet Marcus niet meer 'heer' noemen," zei Corax streng. "Je bent niet langer zijn slaaf, je bent het neefje van Cassius Longinus Cornelius, een van de machtigste mannen in Rome na de keizer. Vergeet dat niet."

"Ik wil Gaius niet zijn," barste de jongen uit. "Ik wil de neef niet zijn van eender wie. Je hebt van me het jongetje van Marcus gemaakt, en nu zeg je dat niet meer zo is. Niemand vraagt hoe ik erover denk. Ik wil bij Marcus blijven 3; Alsjeblieft 3; Ik wil Pisclus zijn en zijn jongetje."

"Maar ik was gruwelijk tegen je. Ik heb je geslagen en dikwijls doen wenen." protesteerde Marcus. Hij kon niet geloven dat iemand slaaf wilde zijn.

"Ik weet het," huilde Gaius, "maar ik wil bij je blijven 3;" en dan voegde hij er hoopvol aan toe:"Misschien wordt je wel een aardiger meester als ik mag."

"Jij bent Gaius." zei Corax streng. "Genoeg nu van die nonsens. Ik wil er niets meer over horen. Misschien kan Marcus je komen bezoeken in je nieuwe woonplaats en dan kunnen jullie meester en slaafje spelen."

"Het is geen spelletje," rebelleerde Gaius, "het moet echt zijn."

"Doe zoals je wil," zei Corax. " Ik ga een beetje zalf op die pijnlijke plaats smeren en dan moet je je aankleden. Zorg dat die oom van je zeker een week niet met je stoeit zodat het kan genezen."

Even later was Gaius klaar om zijn oom te ontmoeten. Er hing een glanzend zilveren ketting rond zijn nek. Een bijna nieuwe tuniek van rijk blauw katoen hing tot aan zijn knieën.

"Zijn manier van lopen zal hem verraden vader. Kijk hoe hij de hele tijd op de ballen van zijn voeten loopt."

"Met sandalen zal dat wel verbeteren." zei Corax en hij gaf hem een paar. "Trek dit aan Gaius. Daar sta je dan, een typisch patriciersjongetje. Hoe voelt dat?"

"Grappig." zei Gaius onzeker. "Het is de eerste keer sinds je me van huis meenam dat ik iets aan mijn voeten heb, en ook rond mijn achterwerk. Dat voelt vreemd." Hij trok zijn tuniek omhoog om naar het lendendoekje te kijken dat zijn kruis wonderlijk bedekte.

"Komaan." zei Corax goed gehumeurd en lachend. "Je zal het wel gewoon worden. Het is tijd om je aan je oom voor te stellen."

"Marcus komt me toch gauw bezoeken, niet?" vroeg Gaius angstig.

"Natuurlijk."

"En 3; en ga je dan niet te gruwelijk voor me zijn?"

"Wel, dat hangt er van af wat een goeie slaaf je zal zijn." antwoordde Marcus met een grijns en hij kletste de andere knaap niet al te zachtjes tegen zijn achterhoofd.

***

Marcus kwam de eetkamer binnen en zette de modelboot voorzichtig op de tafel. In de kamer waren alleen hij, zijn vader en zijn Griekse secretaris aanwezig. Corax at zijn ontbijt terwijl zijn secretaris zijn briefwisseling voorlas.

Een slaaf bracht Marcus een kom havermout en hij ging zitten om te eten. Af en toe keek hij naar de boot. Het was een model van een trireem, tot in de details, meer dan een halve meter lang, met een fier vooruitstekende, met brons bedekte boegspriet, de roeiers over de roeispanen gebogen, de drummer sloeg het tempo op de trom, boogschieters verdeeld over het dek, klaar om hun pijlen af te schieten. Het was exact tot in de details, maar er waren enkele roeispanen gebroken en enkele schutters hadden geen hoofd. Hij had het als geschenk van zijn vader gekregen en Marcus hield er erg aan. Maar hij voelde nu dat zijn dertiende verjaardag eraan kwam en hij vond dat het nu te kinderachtig werd om ermee te spelen. Hij wou het aan Gaius geven. Ze hadden elkaar al dikwijls ontmoet sinds hij bij zijn oom ging wonen.

Er gingen geen twee dagen voorbij zonder dat de jongens elkaar zagen. Met andere mensen in de buurt waren ze eerder verlegen en voelden ze zich ongemakkelijk, maar als ze alleen waren verdwenen alle belemmeringen. Gaius deed snel zijn sandalen uit, en zijn kleren en werd dan opnieuw het slavenjongetje Pisclus. Marcus genoot dan van zijn diensten, en zijn lichaam, zoals vroeger. Er waren echter limieten nu, hoe ruw hij de jongen kon behandelen. Er mochten geen sporen overblijven op zijn gezicht en op zijn benen, lager dan zijn tuniek. Maar hij had hem op zijn billen gegeseld, dikwijls zelfs voor ingebeelde fouten. Hij scoorde heftig rode striemen over zijn gladde oppervlak en liet echte tranen van pijn uit de jongen zijn ogen verschijnen.

Marcus bekeek Gaius met een soort van oneindige affectie. Maar hoezeer hij de knaap gruwelijk sloeg, hoezeer hij hem brutaal verkrachtte, het ventje aanvaardde het en kwam terug voor meer. Hij leek wel zonder trots en schaamte als ze alleen waren en Marcus voelde zich tot hem aangetrokken. Hij wilde hem houden, hem vertellen dat ondanks zijn hardheid hij voor hem wou zorgen. Daarom wilde hij hem zijn model-trireem geven.

Plots klonk de kwade stem van Corax.

"Herlees dat," beval hij zijn secretaris.

"Het is een stuk van het rapport van uw agent in Londen heer." zei de man zenuwachtig. "Hij vraagt instructies met betrekking tot een klacht van een herbergierster in Colchester, een vrouw Vacca genaamd. Ze zoekt compensatie voor een staljongen die volgens haar vermoord werd door een slaaf of slaven van u en voor wat hooi dat verkwist werd om het lijk te verbergen. Uw agent zegt dat hij eraan twijfelt dat de klacht zou kunnen uitgroeien tot een ernstiger aanklacht. Hoe rot het hooi ook was, hij gelooft dat alleen het hooi dat in direct contact kwam met het lijk verloren is. Hij heeft onderzoek gedaan naar de stalknecht, hij was een ongelukkige slaaf, hij was vuil en steeds slecht gehumeurd, hij was heel goed met de paarden en de muildieren en daarvoor had hij een goede reputatie, maar alleen daarvoor. De vrouw vraagt een schadevergoeding van 500 dinarius. Uw agent beschouwt dit als overdreven en hij denkt dat hij het voor de helft zal kunnen regelen. Hij had u normaal niet met dit triviale feit lastig gevallen, maar de vrouw dringt er op aan dat ze de verzekering krijgt dat de schuldigen gevonden worden en bestraft."

"Zeg hem dat hij die heks alles moet betalen wat ze vraagt en dat zij die verzekering krijgt. Haal nu de slavenjongen Bestia voor me." snauwde Corax.

"Maar heer, gaat u 500 dinarius betalen als u het gemakkelijk kan laten regelen voor de helft van de prijs?"

"Doe wat ik zeg. Ga!"

De man ging naar buiten en Corax haalde diep adem. Marcus die hem al eens in die stemming gezien had, alhoewel niet dikwijls, bleef stil zitten.

Er werden snelle blote voetstappen hoorbaar. Bestia stormde binnen en wierp zich aan de voeten van Corax. Hij boog voorover om zijn voeten te kussen, zijn te kleine tuniek schoof omhoog over zijn kontje. Hij wist niet wat er scheelde, maar de secretaris had hem duidelijk gemaakt dat hij in ernstige problemen zat. Corax hield het met opzet even stil. Bestia ging op zijn hielen zitten, bevend. Hij keek op naar de man zijn harde gezicht.

"Waarom, schurk, heb je de stalknecht in Colchester gedood?" vroeg Corax tenslotte met een ijskoude stem. Hij liet duidelijk verstaan dat de knaap er niet moest op hopen dat ontkennen ook maar iets zou uithalen.

"Hij wilde me verkrachten, heer." mompelde Bestia zenuwachtig.

"Heb je een idee hoeveel die escapade van jouw me gaat kosten?"

"N 3; N 3; Nee heer."

"500 denarii, 500 denarii. Denk je echt dat jouw aars 500 denarii waard is?"

Bestia zei niets maar bleef geknield stilletjes snikken. Corax pauzeerde even wachtend op een antwoord, maar toen dat niet kwam ging hij verder.

"Neen, dat is het niet waard. Je hele karkas is het niet eens waard, laat staan je kont. Ik kan er 10 zoals jij kopen, jij onbruikbaar stuk stront. Ik zal je tonen wat je waard bent, en dat is helemaal niets."

Corax boog naar voor en pakte de ongelukkige jongen bij zijn slavenhalsband. Hij sleurde hem bevend de kamer uit.

"Kom met me mee, Marcus," riep hij over zijn schouder. "Je moet me hiermee helpen. Je zal het fijn vinden 3; Zet je laars maar tegen dit ventje zijn aars, ik heb geen hele dag 3;"

Ze gingen naar de achterkant van de villa. De gangen werden steeds smaller en donkerder toen ze van het familiegedeelte in het slavengedeelte kwamen. Tenslotte kwamen ze in een binnentuin. Hier stonden geen zuilen, fonteinen met helder drinkwater, groene grasvelden en massieve vazen vol bloemen. Alleen maar witte muren en een zandbodem die bakte in de hete zon. In het midden stonden twee palen van een 2-tal meter hoog met elkaar verbonden door een baar.

Bestia zag het en begon te roepen. Hij trachtte zich te verweren, stampte zijn hielen in het mulle zand, maar Corax trok hem vooruit en zette hem op de grond onder de baar.

Marcus voelde zijn borstkas zwellen van opwinding. Hij was hier vroeger een of twee keer naartoe gebracht toen een slaaf gegeseld moest worden en hij wist wat er ging komen.

Corax riep iets en een grote brutaal uitziende man haastte zich in tuin met een stuk touw. Snel maakte hij Bestia's armen vast. Hij gooide het losse einde van het touw over de baar en trok het ventje omhoog zodat hij aan zijn polsen hing, zijn tenen net van de grond af. Met een ruk scheurde hij Bestia's tuniek van zijn lijf. Er vielen drie koperen munten uit, in het mulle zand. Marcus voelde de opwinding groeien toen hij op het moment wachtte dat de zweep de huid van zijn jonge lichaam zou scheuren. Hij wist dat een goed gerichte slag van een zware zweep zijn huid zou doorsnijden en het bloed van zijn slanke schouders zou doen vloeien.

Ondertussen gingen de voorbereiding van de geseling door. Dit kon niet overhaast gebeuren. De man ging terug de villa binnen en kwam dan terug met 2 lederen emmers gevuld met water. Dan bracht hij 2 zwepen die hij aan Corax gaf.

Marcus keek toe wanneer zijn vader zijn keuze maakte. Hij woog de zweepjes in zijn handen, gekeukelde leren riemen, donker en bits.

Als venijnige slangen, in het zand gekronkeld, klaar om aan te vallen. Al die tijd hing Bestia aan zijn polsen te wachten tot de zweep in zijn tere vlees zou bijten.

Marcus was wat ontgoocheld toen hij zag dat Corax de lichtste van de zweepjes koos. Maar hij troostte zich ermee dat de bestraffing nu wellicht langer zou duren. Hij werd niet ontgoocheld.

Hoofdstuk 18

Corax mat de afstand tussen zichzelf en de bevende knaap, die daar hing, vastgemaakt aan zijn polsen, naakt en klaar voor de zweep. Hij zwaaide de zweep over zijn schouder en liet hem door de lucht zwaaien tot over de knaap zijn slanke schouders. Het topje van de zweep kromde zich rond de kleine zijn lichaam net onder de linker tepel. Een enkel straaltje bloed vormde zich en begon over zijn delicate ribbenkast te druppelen. Na het gekraak van de reep leer op het blote vlees was er even stilte toen Bestia naar adem snakte en dan schril schreeuwde. Terwijl hij huilde veranderde de laatste slag van de zweep over zijn gebruinde schouders van een witte streep op het moment van de impact naar het diepste rood. Corax zwaaide de zweep weer omhoog en weer zong hij door de lucht en weer kwam hij neer op Bestia's blote schouder en kronkelde hij zich rond zijn lichaam.

Marcus keek rond en merkte dat het gehuil van de gepijnigde jongen slaven en vrije mannen begon aan te trekken. Hij kon zien aan de uitdrukking op hun gezicht dat sommige van hen, net zoals hij zelf, opgewonden waren door het spektakel van de goed gebouwde man die zijn frêle slachtoffer geselde. Anderen keken met afschuw vervulde fascinatie hoe de zweep omhoog en omlaag ging en het slanke lijf van de jongen verkrampte en schudde onder de impact in een groteske dans van pijn. Bestia werd hees van het schreeuwen, zijn geroep verminderde tot een zacht meelijwekkend gekreun en dan tot een enkele zucht elke keer als de zweep toesloeg tot hij uiteindelijk helemaal stil werd.

Eindelijk stopte Corax. Hij riep een bevel en een van de omstaanders goot een emmer water over Bestia's onbeweeglijke lichaam. Corax stapte naar voor en draaide de knaap om zodat hij hem aankeek terwijl zijn hoofd over zijn bebloede borstkas hing. Bestia staarde hem wezenloos aan met zijn door pijn verblinde ogen.

"Hij voelt het nog steeds," zei hij en terwijl hij de zweep naar Marcus gooide vervolgde hij: "Hier neem dit en geef hem een dosis over zijn billen. Ik zie dat je van de show geniet."

Marcus nam de zweep van zijn vader aan. Het handvat was kleverig en hij besefte dat Bestia's bloed er op zat. Hij goochelde met de zweep in zijn hand en hij voelde ze bewegen als was het een levend ding. Dan sloeg hij hem hard op de blote kont van de jongen.

"Je moet een beetje meer naar achter staan," riep Corax naar hem. "Ik wil niet zijn ballen eraf rukken."

"Dat is genoeg," zei Corax eindelijk.

Er kwamen mannen naar voor om Bestia's polsen los te maken. De knaap viel bewusteloos op de grond.

"Wat ga je nu met hem doen, vader?" vroeg Marcus.

"Als hij het overleeft kan hij met de volgende lading slaven naar Sicilië. Daar zal hij het niet lang uithouden. Geen van hen. Vertrek nu maar, je vriend Gaius zal zich afvragen waar je blijft."

Toen Marcus de tuin verliet keek hij achter zich. Bestia lag nog steeds op de grond en een man gooide nog een emmer water over hem.

***

Gaius nam het model van de trireem graag aan. Hij was duidelijk erg ingenomen met zijn geschenk. Marcus, die naar het blije gezicht van de knaap keek, was tevreden dat hij het hem gegeven had. Hij was een mooi jongetje en hij vond het leuk dat hij hem blij en dankbaar kon maken. Aan de andere kant wou Marcus dat hij zijn enthousiasme zou milderen. Ze waren alleen in Gaius' slaapkamer en in normale omstandigheden zou de jongen zich al uitgekleed hebben om tot zijn dienst te zijn. Marcus was nog steeds in een opgewonden staat na het zien van de geseling van Bestia en hij wou nu van het kontje van de andere knaap genieten.

"Ik ben blij dat je het leuk vindt, Gaius," zei hij, "maar 3;,"

Gaius grinikte naar hem.

"Het spijt me heer," grijnsde hij en tegelijkertijd legde hij zowel zijn kleren als zijn identiteit van jonge patriciër af om terug het slavenjongetje Pisclus te worden.

Marcus nam het naakte jongetje dat zo uitnodigend voor hem stond, stevig vast.

"Wat is dat heer?'" vroeg Pisclus toen hij de donkere vlekken zag op de handpalm van Marcus' rechterhand.

"Oh, dat," Marcus keek ernaar en glimlachte. "Oh, dat is bloed 3; Je vriendje Bestia's bloed eigenlijk. Het ventje heeft in Brittannië een stalknecht gedood. Vader en ik hebben hem gegeseld."

"Gegeseld?" riep Pisclus uit. Marcus die nagenoot van de herinnering aan Bestia's bloedende lijf, hoorde de verontwaardigde toon niet in de stem van de jongen.

"Het hoertje doodde de man om zijn kontje te redden van de man zijn lul, alsof de kont van een slaaf iets waard is. Wel, nu zit er veel bloed op en ook op zijn schouders. We laten hem inschepen naar een van onze Siciliaanse landerijen, waar de bewakers hem eerst zullen verkrachten en hem dan laten werken tot hij er bij dood valt. Vader zal hem misschien wel wat missen, want hij was een echt goed neukbeest."

Tot zijn verwondering rukte Pisclus zich van hem los.

"Dat is bloed van Bestia," hijgde hij.

"Ja," zei Marcus, die zich nog steeds niet realiseerde dat er iets heel erg mis was. " Kom nu hier jongen, of wil je dat ik je billen opwarm met mijn riem. Ik wil mijn lul in je steken."

"Dat is al waar jij en je vader aan denken," schreeuwde Pisclus, plots razend kwaad. "Dat is al wat we voor jullie zijn, Bestia en ik, goede neukbeesten, niets anders."

"Wat scheelt er met je?" riep Marcus terug naar de bijna hysterische jongen. "Waarom maak je je druk om een slavenjongen als Bestia. Hij is niets. We kunnen er tientallen kopen zoals hij. Wat scheelt er met je?"

"Bestia is voor mij niet niets." riep Pisclus terug. "Hij was mijn vriend toen ik niemand anders had. Hij trachtte me te helpen en me te beschermen toen jij en je vader zo gruwelijk tegen me waren. Toen we gebrandmerkt werden heeft hij slagen opgevangen die voor mij bedoeld waren."

"Hij heeft wel de stalknecht vermoord." Marcus was nu in discussie met de jongen, alhoewel hij vond dat hij hem een oorveeg moest geven om hem te doen zwijgen en hem dan een pak slaag moest geven voor zijn brutaliteit.

"Hij heeft de stalknecht niet gedood. Dat heb ik gedaan." schreeuwde Pisclus.

"Waarom heeft hij dat dan niet gezegd?"

"Om me te beschermen. Hij denkt dat ik nog altijd een slaaf ben zoals hij. Hij wou me niet verraden zodat ik zou gegeseld worden. Hij heeft het op zich genomen."

Pisclus wierp zich op de zetel en begroef zijn gezicht in zijn handen. Hij snikte heftig.

Marcus ging naar hem toe en raakte hem aan zijn schouder. Pisclus sprong terug recht, nam de trireem op en gooide hem stuk op de grond.

"Ga weg." Zijn gezicht was rood van woede.

Marcus zette een stap naar hem toe. Pisclus bukte zich, greep de bronzen boeg van de modelboot, sprong naar Marcus en sloeg ermee naar het gezicht van Marcus.

Marcus zwaaide zijn armen omhoog om zichzelf te beschermen. Ergens in huis hoorde hij het geluid van stemmen en naderende voetstappen. Hij realiseerde zich dat men hun geruzie gehoord had en dat men kwam kijken wat er gaande was. Hij stapte naar de deur en rende van het huis weg.

Eerst voelde hij alleen maar woede. Woede voor Gaius-Pisclus omdat hij hem had aangevallen, omdat hij zo dom was om belang te hechten aan het welzijn van een ordinair slaafje zoals Bestia. Woede tegenover Bestia omdat hij de oorzaak was van muiterij bij wie hij als zijn eigen jongetje beschouwde. Dan dacht hij hoe de zweep het lichaam van Bestia gepijnigd had, hoe hij geen medelijden had voor de knaap, hij kreeg gewoon wat hij verdiende. Het enige wat hij voelde was verachting voor de kerel omdat hij zo hard geschreeuwd had bij zijn straf.

Hij was er zeker van dat indien hij zelf gegeseld werd, hij een betere show zou opvoeren. Maar nu hij wist dat de jongen de rammeling had aangenomen om een andere te dekken dacht hij er anders over.

Marcus was een wrede knaap die leefde in een wrede wereld. Slavernij was gebaseerd op wreedheid en de maatschappij waarin hij leefde was gebaseerd op slavernij. Het was het gewoon om te zien hoe slaven mishandeld en verkracht werden. Hij had mannen gezien met gebroken armen en benen die op kruisen genageld waren en achtergelaten werden om traag een pijnlijke dood te sterven. Hij was in het circus geweest en had gezien hoe criminelen gevoed werden aan wilde dieren en hoe gladiatoren bloedig, tot de dood, tegen elkaar vochten om het volk te plezieren. Hij was wreed maar hij was ook moedig en hij kon de moed in anderen herkennen. Bestia was maar een slavenjongen, en dus niet veel beter als elk ander dier van de veestapel. Hij was niet erg moedig geweest bij het incasseren van de geseling, roepend en krijsend zonder blijk van schaamte. Maar hij had de geseling ondergaan, hangend aan zijn polsen terwijl de zweep op zijn schouders en zijn billen zwiepte, en hij had niets gezegd om een andere jongen te beschermen. En dat, moest Marcus erkennen, was heel moedig geweest.

Waarschijnlijk voor het eerst in zijn leven dacht Marcus over een slaaf als een individu en niet als een ding dat op de wereld gezet was om hem te dienen en hem te plezieren.

Hiermee kwamen zijn gedachten terug bij Pisclus of Gaius zoals hij ooit genoemd werd. Hij had de jongen als zijn eigendom beschouwd. Hij had vrij kunnen zijn maar had gekozen voor de slavernij. Het was duidelijk door de gretigheid waarmee hij zijn kontje aanbood dat hij als onderdanig geboren was. Maar toen het ventje hem nodig had, had hij hem de rug toe gekeerd. Dit was geen moed, maar loyaliteit. De jongen had gevoelens geuit voor Bestia, een simpele slaaf, voor zijn meester en zijn lover.

Op dit moment, toen hij de knaap verloren had, begon Marcus te voelen hoezeer hij hem nodig had. Hij was zijn jongetje en hij was een stuk van zijn leven geworden. Er waren andere jongens, heel wat jongens, maar zij waren Pisclus niet.

Toen hij hieraan dacht stapte hij snel verder door de straten zonder acht te slaan op de andere mensen. Plots zag hij dat hij thuis aangekomen was. Hij rende de trappen op, de villa binnen, naar zijn slaapkamer.

Hij gooide zichzelf op zijn sofa en bleef naar het plafond staren. Met zijn handen achter zijn hoofd geklemd dacht hij na. Na een tijdje glimlachte hij. Er waren risico's aan verbonden, maar hij had een plan. Misschien werkte het niet. Misschien overleefde Bestia zijn geseling niet. Misschien kon hij zijn plan niet verwezenlijken en zelfs als zijn plan slaagde was het mogelijk dat Pisclus niet naar hem zou luisteren. Zelfs als het werkte, was hij er zeker van dat hij er een prijs voor zou moeten betalen.

Hij stond op en stapte naar de tuin waar Bestia gegeseld was. Hij stak hem over en duwde de deur open van een donkere stenen kamertje. De man die Bestia had vastgebonden lag op een bed met een wijnzak aan zijn lippen. Hij zette hem neer als hij Marcus zag en probeerde recht te staan.

"Waar is de jongen die we zonet gegeseld hebben?" Vroeg Marcus brutaal.

"Maak je daar geen zorgen over, jonge meester," de man zijn vleiende stem verborg zijn brutaal uiterlijk.

"Hij kan nergens heen, nu niet, nooit meer."

"Is hij dood?" vroeg Marcus verrast. Hij wist dat Bestia zwaar gewond was, maar niet zo zwaar dat hij nu al dood kon zijn.

"Dat denk ik niet heer. Ik heb al een uur niet naar hem gekeken, maar toen leefde hij nog, toen ik hem beneden neergelegd heb." De man knikte naar een deur die vast zat met 2 sloten.

"Ik wil hem zien." Marcus stapte naar de deur.

"Niet naar beneden gaan heer," zei de man haastig. "Dat is geen plaats voor een jonge heer zoals u. Hij is daar veilig daar kan u zeker van zijn. Niet nodig om gaan te kijken."

Zonder naar de man te luisteren deed Marcus de sloten open en duwde hij tegen de deur. Enkele trappen leidden naar de duisternis. Koude, vochtige lucht, rot stinkend, steeg naar hem op. Om zichzelf te ondersteunen zette Marcus zijn hand tegen de muur. Hij voelde hoe ijskoud en vochtig het was, en ging de trap af, naar de duisternis. Beneden aan de trap zag hij eerst niets. Dan werden zijn ogen gewend aan de duisternis. Hij stond in een cel zonder ramen met een aarden vloer die glinsterde van het vocht. Het enige licht kwam van het ttapgat. Hij hoorde gesnik in een hoekje van de kamer. Met Veel moeite zag hij Bestia die op zijn zij lag, op de blote grond met zijn knieën opgetrokken tegen zijn kin. De jongen was half bewusteloos. Hij kwam dichter en zag dat zijn schouders en zijn billen bedekt waren met striemen en bloed. Het was duidelijk dat de man hem gewoon uit de tuin naar hier gedragen had en geen moeite gedaan had om zijn wonden te verzorgen. Marcus ging terug de trappen op.

"Die jongen," zei hij koudweg,"was de favoriet van mijn vader. Hij was erg kwaad op hem, maar ik zou niet in je schoenen willen staan als hij het niet zou overleven."

"Breng de jongen naar de portierswoning. Zeg dat mijn vader beloofd heeft dat hij in een van de cellen daar moet gestopt worden en dat zijn rug moet schoongemaakt worden. Heb je me begrepen?"

"Zeker heer 3; Heel zeker heer. Ik doe het dadelijk heer."

Marcus verliet net de tuin om naar de villa te gaan toen hij aan iets dacht. Hij ging terug naar het midden van de tuin en zocht naar iets in het zand. Hij vond de drie koperen munten, hield ze in zijn hand en ging verder.

Kort daarna klopte hij op de deur van de kamer naast de studeerkamer, waar de secretaris van zijn vader werkte.

"Hallo jonge man, heb je genoten van je reis naar Brittannië?" vroeg de secretaris toen hij de kamer binnen stapte.

"Het was interessant," antwoordde Marcus met een glimlach.

De secretaris was een slaaf maar hij had Marcus leren lezen en schrijven. Het is onmogelijk om een man te respecteren die je over zijn knie gelegd heeft en met de riem op je blote billen geslagen heeft, omdat je niet opgelet had.

"Het is lang geleden dat je me nog eens een bezoekje bracht." ging de man verder. "Kom je nog wat oefenen met schrijven?"

Aan de manier dat hij dit vroeg wist hij dat dit een grapje was.

"Nee, wil je me alsjeblieft met iets helpen?" Marcus bereidde zich voor om te liegen als het moest. "Ik heb beloofd aan een vriend die ik in Brittannië ontmoet heb dat ik hem een zilveren gesp zou sturen zoals ik er een aan mijn riem draag."

"Wel, ik weet niet meer over het kopen van zilveren spullen dan jij. Maar dat was echt wel een goed voorstel." zei de secretaris lief.

"Neen, dat is het niet," zei Marcus haastig. Hij wou voor de man echt geen karweitjes opknappen. "Neen, ik wou alleen maar weten wanneer onze volgende boot naar Brittannië uitvaart en hoe ik er iets kan mee opsturen."

"Dat is gemakkelijk," De man keek in enkele documenten op zijn bureau. "Er vertrekt een schip uit Ostia overmorgen. Als je iets mee wil sturen moet je het afgeven bij de portier met een zegel van je vader erop. Dan wordt het aan boord gebracht en aan de andere kant bezorgd, als jouw vriend niet aan het andere eind van de wereld woont."

"Nee, in Londen."

"Dat is dan geen probleem. Hier is een pak met een zegel, je moet het nog alleen maar inpakken. Of ik zal het voor je doen als je me alles geeft."

"Nee, wel bedankt," zei Marcus haastig, dat zou nu echt niet gepast zijn. "Ik heb de gesp nog niet. Ik doe het wel als ik hem heb."

"Dat lijkt erg gemakkelijk," zei hij rustig. "Gaat dat op dezelfde manier met grotere dingen, een dier of zo."

"Net hetzelfde. Behalve als het een leeuw is bij voorbeeld, dan moet je wel noteren wat het is en waar het moet bewaard worden voor de inscheping. Je kan moeilijk een leeuw bij de portier afgeven."

De secretaris lachte met zijn eigen grapje en Marcus maakte zich uit de voeten.

Terug in zijn slaapkamer vouwde Marcus het pak open en schreef hij erop:'De slavenjongen Bestia moet in de portiersloge gebracht worden om naar Londen verzonden te worden.' Hij dacht even na. Het leek hem niet voldoende. Je kan toch niet zomaar een slavenjongen in een pakje opzenden. Dat zou verdacht lijken en er zouden vragen gesteld worden. Er moest een duidelijk bestemming op staan. Na even nadenken schreef hij:'Te gebruiken in het kantoor in Londen.' Dan kwam er een grijns op zijn gezicht toen hij plots iets bedacht en hij erbij schreef:'Deze jongen moet leren lezen en schrijven.' Dat was een gunst voor Bestia. Als hij zou kunnen lezen en schrijven zou hij te waardevol worden als eigendom om hem laten te werken op de velden onder de zweepslagen van de opzichters. Hij zou tewerk gesteld worden op een kantoor om dossiers bij te houden en brieven te schrijven. Hij twijfelde wel of Bestia wel zo dankbaar zou zijn tijdens de lessen. Zijn eigen weg naar de letterkunde was pijnlijk geweest en hij was de zoon van de meester. Hij twijfelde er niet aan dat Bestia's leerschool een moeilijke zou zijn.

De portiersloge lag aan de andere kant van de hoofdingang van de villa. Marcus overhandigde de brief aan de hoofdportier en eiste om Bestia te zien. Hij werd naar een cel achter de loge gebracht. Het was er klein, maar verlicht en proper. Bestia lag op zijn buik op een draagberrie.

Hij was naakt en zijn ganse rug was geribbeld met vreselijke striemen. Hij was gewassen en op zijn huid zat geen gestold bloed meer. Hij hoorde Marcus binnen komen en draaide zijn hoofd om naar hem te kijken. Er verscheen terug angst in zijn ogen en hij hief een arm op om zich te beschermen.

Maecus knielde naast het bed.

"Het is oké Bestia," zei hij. "Ik ga je geen pijn meer doen. Ik weet dat jij de stalknecht niet gedood hebt."

"Kijk," hij toonde de 3 koperen munten en duwde ze in de handen van de jongen. "Deze heb ik gevonden. Ik dacht dat je ze graag terug wou. Maak je geen zorgen om Pisclus. Met hem is alles ook in orde."

Hij stond op en hoorde zichzelf iets zeggen wat hij anders nooit tegen een slaaf zou zeggen.

"Het spijt me."

Hij draaide zich om en haastte zich naar buiten. Hij zei bij zichzelf dat hij zich maar om één ding moest zorgen maken. Hoe zou zijn vader reageren als hij zou ontdekken dat hij tegen zijn orders had gereageerd. Het was maar één ding, maar het was iets heel belangrijks.

Hoofdstuk 19

De dagen, de weken gingen voorbij zonder dat Corax vermoedde dat Marcus iets tegen zijn orders had gedaan. Maar Marcus was niet gelukkig.

Gaius weigerde resoluut nog iets met hem te maken te hebben. Hij was bij zijn huis geweest en men had hem aan de deur gezegd dat de jongen ziek was. Nu had hij een boodschap gekregen dat hij niet meer moest komen omdat de knaap op het landgoed van zijn oom ging wonen, in het zuiden van Gallië.

De wetenschap dat hij zijn vader ontgoocheld had maakte hem ook ellendig. Hij vreesde Corax, zoals bijna iedereen die met de man te maken had, maar hij hield ook van hem en hij respecteerde hem. Hij was een strenge vader, maar een zorghebbende, altijd aanwezig, aanmoedigend, troostend en corrigerend indien nodig. Marcus vreesde zijn vader maar hij wist dat hij hem lief had en hij wist dat hij die liefde verraden had, door hem ongehoorzaam te zijn. Wat het nog erger maakte was dat, sinds ze in Rome aangekomen waren, hij zijn vader veel minder zag dan vroeger. Het was alsof ze uit elkaar groeiden, misschien was het door zijn eigen schuldgevoel of misschien simpelweg omdat Corax zaken moest doen. Het leek in elk geval dat ze elkaar minder zagen en als ze elkaar zagen hadden ze weinig tegen elkaar te zeggen.

Bij deze 2 bronnen van ellende, de vijandigheid van zijn vriend en de koelheid van zijn vader, kwam er nog de afkeer van de school waar hij naartoe moest. Retorica vond hij saai en steriel. Wat hem betrof, als je iets te zeggen had dan moest je dat maar doen. De enige reden om de dingen wat op te dirken met welluidende zinnen en complexe grammaticale structuren was om de waarheid te verstoppen. Als je de waarheid spreekt dan is het des te overtuigend als je eenvoudig spreekt. Daarbovenop waren zijn medestudententen, zonen van de beste families van Rome, naar zijn mening arrogante, onwetende, pedante kwezels.

Sommigen zouden met de tijd de vettige paal van de macht en de invloed beklimmen, maar hun wereld was eng begrensd tussen de banden van de patriciërsfamilies waar ze deel van uit maakten. Niet een van hen kon zijn nieuwsgierigheid begrijpen naar de wereld en zijn fascinatie naar onontdekte gebieden.

Kort, Marcus voelde zich ellendig omdat hij eenzaam was en vol schuldgevoel.

Uiteindelijk kon hij het niet langer meer aan. Aan de afwezigheid van Gaius kon hij niets doen en ook niet aan zijn afkeer voor de school en zijn medeleerlingen. Maar zijn schuldgevoel tegenover zijn vader, daar kon hij aan werken.

De weg van zijn slaapkamer naar de studeerkamer van zijn vader leek eindeloos lang. Hij klopte aan de deur en ging naar binnen. Hij voelde zijn handen beven en deed ze achter zijn rug. Aan zijn knikkende knieën kon hij niets doen en ook niet aan het vreemde gevoel in zijn buik. Corax en zijn secretaris zaten in de kamer.

"Ik moet je iets vertellen vader," zei hij en hij trachtte zo gewoon mogelijk te klinken, maar dat mislukte.

"Ik kan maar beter weggaan," stelde de secretaris voor.

"Nee, blijf alsjeblieft. Jij hebt er ook mee te maken."

Zijn vader zei niets. Hij keek hem alleen maar koud en onderzoekend aan.

"Het is 3; Het is in verband met Bestia." Marcus sloot zijn ogen en toen rolde heel het verhaal eruit. Hoe hij ontdekt had dat Bestia de stalknecht niet had gedood, maar Gaius. Hoe Bestia zijn vriend niet wou verraden. Hoe hij, Marcus, dacht hoe moedig Bestia zich gedragen had alhoewel hij maar een slaaf was. Hoe hij had bekokstoofd, tegen de orders van Corax om Bestia naar Brittannië te sturen om er als klerk opgeleid te worden in plaats van naar Sicilië gestuurd te worden om zich dood te werken op de velden. Het was niet zo gemakkelijk om het te vertellen, maar hij kweet zich koppig van zijn taak

Corax hoorde heel het verhaal aan en sprak dan, heel rustig.

"Ik vroeg me af wanneer je het me zou komen vertellen."

"Wist je het dan vader?"

Een handelaar uit Londen schreef me over de zaak en aan het einde van zijn brief refereerde hij naar zijn nieuwe klerk in het kantoor die hem zo behulpzaam was en hij merkte op hoe bekwaam ik wel was om talent te ontdekken."

"Ga je Bestia nu toch naar Sicilië sturen?" vroeg Markus nu ongerust.

"Neen, ik heb geen tijd om me nog verder met dat kereltje bezig te houden. Trouwens, hij bewijst dat hij erg nuttig is in Londen. Dat is dus voor mij geen probleem en dat stoort me niet."

"Nee vader?"

"Waarom Marcus, heb je me niet verteld wat je ontdekt had over de moord op de stalknecht en heb je mij niet laten beslissen over Bestia?"

Marcus verplichtte zichzelf om recht in de ogen van zijn vader te kijken. Hij zou heel boos worden, maar hij mocht niet denken dat hij een lafaard was.

"Omdat ik dacht dat je hem toch naar Sicilië zou sturen."

"Je hebt dus met opzet beslist om me niet te gehoorzamen."

"Ja vader."

"Je weet dat ik je zal moeten slaan." Dit was geen vraag, maar een uitspraak.

"Ja vader."

"Ga naar je kamer."

"Dat was moedig," verklaarde de secretaris nadat Marcus weg was.

"Ik ben er niet zeker van dat vrijgevigheid een kwaliteit is die moet aangemoedigd worden," antwoordde Corax droogweg.

"Laat hem in alle geval niet te lang wachten. Wachten is dikwijls het ergste."

"We hebben nog heel wat te doen en dat moet eerst. In dit geval betwijfel ik of het wachten erger zal zijn dan de rammeling." voegde Corax er met ijzige glimlach aan toe."

De secretaris wist dat hij hier niet kon tussen komen en zweeg.

***

Een korte tijd nadat hij terug op zijn kamer was voelde Marcus zich niet gelukkiger, maar toch opgelucht dat hij alles aan zijn vader opgebiecht had. Maar het duurde niet lang tot angst alle emoties overstemde. Hij dacht angstig terug aan de geseling van Bestia, hoe de zweep de rug van de jongen had doorkerfd, de kreten van pijn, het geluid van leer op bloot vlees, de manier waarop zijn lichaam had gezwiept en samengekrompen onder het knallen van de zweep. Met de tijd verhoogde zijn ellende. Hij zat gehurkt op de hoek van zijn bed, hij beefde van angst en hij voelde zich misselijk. Hij wachtte, het moment vrezend dat hij de naderende voetstappen van zijn vader zou horen.

Hij vreesde de zweep en hij had schrik dat hij zichzelf zou vernederen. De tijd ging heel traag voorbij. De tijd voor het middagmaal ging voorbij maar hij durfde zijn kamer niet verlaten uit angst dat als hij het deed zijn vader zou komen. Eindelijk, in de late namiddag, hoorde hij de flinke stappen van Corax in de hal naast zijn kamer. Hij duwde zichzelf van het bed om hem tegemoet te gaan. De deur ging traag open en zijn vader kwam binnen. Hij hapte naar adem als hij de zware zweep zag in zijn vaders rechterhand. Corax volgde zijn blik en knikte grimmig. Zonder dat het hem gezegd moest worden trok Marcus zijn tuniek over zijn hoofd en hij stond naakt voor zijn vader, klaar voor de zweep. Corax keek naar het gespannen jonge lichaam van zijn zoon. Hij begreep zowel zijn angst als zijn trots.

"Je weet dat ik dit niet zou doen als ik je niet lief had, Marcus." zei hij.

"Ja vader." Het antwoord was een nauwelijks hoorbaar gefluister.

Corax nam zijn zoon bij een blote arm en bracht hem naar de zijkant van de kamer waar een haak hoog aan de muur hing om een touw van een hangende lamp aan vast te maken. Hij nam een stuk touw uit zijn riem. Hij draaide de knaap met zijn gezicht naar de muur, sloeg het touw over de haak en bond de jongen zijn polsen vast. Hij wou wanhopig de knaap helpen om zijn trots te bewaren. Hij liet zijn hand over de mooi gevormde rug van zijn zoon glijden en liet hem rusten om de ronding van zijn achterwerk.

"Jij vond dat Bestia moedig was?" vroeg hij.

"Ja vader."

"Wel, dan heb je nu de kans om te tonen hoe moedig jij bent."

Hij stapte achteruit om zorgvuldig de afstand te meten. Dan zwaaide hij de zweep met al zijn kracht over de smalle schouders van zijn zoon. Marcus hoorde de zweep wreedaardig sissen toen hij neerkwam en hij spande zich op voor de slag. De pijn, toen die er aan kwam. Was veel erger dan hij verwacht had. Het was alsof een roodgloeiende ijzeren staaf over zijn naakte huid gelegd werd. Even werd de lucht uit zijn lijf gedreven.

"Ik mag niet schreeuwen," zei hij wanhopig bij zichzelf. "Ik mag niet schreeuwen."

Een tweede slag veroorzaakte een licht gekreun. De derde, de vierde, de vijfde, de zesde volgde, maar nog steeds schreeuwde hij niet, maar zijn adem kwam met korte stoten en zijn lichaam schudde elke keer als de zweep neerkwam.

Corax pauzeerde even en stapte op de jongen toe. Hij zag dat de zweep zijn huid al gescheurd had en dat het bloed van zijn rug begon te druppelen.

Hij ondersteunde zijn kin en veegde de tranen en het snot weg zodat hij hem goed kon bekijken.

"Je hebt me getoond dat je moedig bent, Marcus," zei Corax vriendelijk. "Nu mag je schreeuwen als je denkt dat dit kan helpen."

Hij kuste zijn zoon op de mond, proefde het bloed waar hij op zijn onderlip gebeten had om zijn geschreeuw te dempen. Hij stapte achteruit en vervolgde zijn geseling. Al gauw begon Marcus nu te schreeuwen. Marcus kon de slagen niet meer tellen. Corax pauzeerde even om elke slag van de zweep goed te laten voelen. Al wat hij voelde was een brandende, alles verslindende pijn. Tenslotte hoorde hij zijn vaders stem door de rode waas die rond zijn geest heerste.

"Het is gedaan Marcus. Ik hoop dat je niet permanent geschonden bent."

Marcus trachtte 'Dank u vader' te zeggen, maar hij slaagde er niet in om de woorden te vormen.

Corax maakte de boeien los rond zijn polsen. Hij droeg hem naar het bed en legde hem op zijn buik op de matras.

"Ik stuur iemand om je rug te verzorgen," zei hij, terwijl door de blonde haren van de jongen streelde.

***

Marcus werd wakker. Het was nog altijd donker maar er was iemand in zijn kamer met een lamp. Hij draaide zich om om recht te zitten en kreunde van de pijn die door zijn schouders en achterwerk stroomde.

"Marcus, Marcus." Het was de secretaris van zijn vader die fluisterend binnenkwam, met een duidelijk angstig gezicht. "Word wakker jongen,snel."

"Wat is er?" vroeg Marcus.

"Sorry dat ik je wakker maak. Ik weet dat je pijn hebt." fluisterde de man haastig. "Maar je moet maken dat je wegkomt. Iemand heeft je vader verklikt bij de keizer als verrader en de Pretorisch wacht is hier. Je vader is al weg, ze hebben hem gemist, maar zonen van verraders worden evenzeer vermoord als de verrraders zelf."

"Mijn vader is geen verrader," trad Marcus zijn vader loyaal bij.

"Natuurlijk niet jongen en ik weet zeker dat we dat aan de keizer zullen kunnen duidelijk maken. Maar nu denkt hij dat hij er een is en je moet zorgen dat je weg bent voor ze je vinden of je bent dood."

"En mijn stiefmoeder en halfbroer?"

"Maak je daar geen zorgen om. Ik denk zelfs dat het hun familie is die jullie verklikt heeft. Ik veronderstel dat ze liever het ganse fortuin hebben, zonder hem. Maar ze zullen gauw merken dat zonder Corax er geen fortuin is."

"We hebben nu geen tijd om te praten. Sta op alsjeblieft 3; Je kan toch stappen, niet?"

"Ja, amper." zei Marcus terwijl hij vol pijn rechtstond. "Maar, ik heb geen kleren. Waar gaan we naartoe."

Ik stuur je naar onze boerderij in de Apennijnen. Vanmorgen vertrekt er gelukkig een kar die goederen van daar naar hier gebracht heeft terug. Je wordt een slavenjongen die in ongenade gevallen is en naar daar gestuurd wordt om schapen te hoeden. Het spijt me Marcus, maar dat is het beste wat ik kon doen. De opzichter op de boerderij is een veteraan en loyaal, als je daar bent kan je zeggen wie bent en hij zal je verbergen totdat je vader de dingen opgelost heeft. Ik stuur hem een brief met uitleg."

"Maar 3;"

"Geen tijd voor 'gemaar'. De staat waarin je rug verkeert zal je verhaal over ongenade geloofwaardig maken. Je bent betrapt bij het stelen van voedsel en je moet dit nu dragen." De man haalde een slavenhalsband boven en voor Marcus kon protesteren had hij hem rond zijn nek. "Komaan nu."

De secretaris bracht Marcus snel uit de kamer en leidde hem langs nauwe doorgangen naar de achterkant van de villa. Ver weg konden ze geschreeuw en gekraak horen van de Pretorianen die hun werk deden. Marcus' rug was nog heel pijnlijk van zijn geseling en hij moest zich reppen om de man te volgen toen die hem met een hand rond zijn elleboog voorttrok.

Ze draaiden een hoek om en plots stonden ze voor 2 wachters, een van hen met getrokken zwaard, de andere droeg een vlammende toorts.

"Waar ga jij naartoe oude man, en wie is die jongen die je daar bij je hebt?" vroeg de zwaardvechter.

"Het is maar een slavenjongen heer." zei de secretaris beminnelijk.

"Ik neem hem mee naar de tuin."

"Een slavenjongen 3; Hij lijkt op die verraderswelp die we zoeken, Marcus, de zoon van Corax. Hij is even oud en heeft dezelfde kleur. Hij ziet er te goed doorvoed uit voor een slavenjongen." De man zette de punt van zijn zwaard op Marcus' keel.

"Nee heer, het is een echte slavenjongen. Hij is betrapt op het stelen van voedsel heer. Misschien is het daarom dat hij zo weldoorvoed is, beter dan de anderen van zijn soort. Hij is ervoor gegeseld. Kijk maar naar zijn rug. Ziet die eruit als de rug van de zoon van de meester?" De secretaris zwaaide Marcus rond zodat hij met zijn rug naar de wachters stond.

"Wel, hij ziet er echt gehavend uit, dat moet ik wel zeggen. En een sappig diertje is hij ook door al die wonden op zijn lijf. Dat kontje schreeuwt het uit om geneukt te worden. Komaan ventje, zet je schrap tegen de muur en steek je kont uit. Mijn lul zal wel niet de eerste zijn die je in je lijf krijgt, maar wel de grootste."

Voor de ogen van de verschrikte secretaris liet de soldaat zijn lendendoek zakken en trok hij de voorkant van zijn tuniek omhoog waardoor zijn massieve lul zichtbaar werd.

"Doe dat niet heer. Het kereltje wordt naar een boerderij gestuurd waar er weinig voedsel is om te stelen. De kar die hem moet wegvoeren vertrekt voor zonsopgang. Ik moet hem nu naar de tuin brengen."

"Het is nog een half uur voor de zon opkomt oude man." De wachter spuwde op zijn hand en wreef zijn speeksel over zijn stijve lul. "Er is dus nog tijd genoeg voor mij en mijn maat om hem te neuken."

"Je mag het hoertje voor jou alleen hebben," zei de andere wachter. "Ik heb ze liever zonder lul en zonder ballen. Geef me je zwaard en begin er maar aan. De centurio mag je niet betrappen terwijl je je bevredigt."

"Het is maar een kwestie van smaak, maar je vergist je. Dit ventje heeft zo weinig tussen zijn benen dat je bijna niet kan zien wat hij is. Steek je kont uit jongen en zet je schrap, zoals ik je daarnet gezegd heb."

De man versterkte zijn bevel door hem met zijn open hand op zijn gekwetste torso te kletsen. De jongen kromp in elkaar van pijn. Marcus besefte dat hij er niet onderuit kon. Hij moest zich onderwerpen als hij het wou overleven. Gehoorzaam boog hij voorover en leunde hij met zijn handen tegen de muur van de gang. Hij duwde zijn kont omhoog om hem aan de soldaat aan te bieden. De man likte aan zijn wijsvinger, liet hem door de spleet van Marcus' reet glijden en duwde hem dan hard naar binnen. Marcus snakte naar adem toen de pijn hem overmande.

De vinger werd teruggetrokken en hij voelde de top van de prik van de man tegen zijn anuslippen duwen. De man duwde zijn duimen in het gekwetste vlees van zijn kontje om zijn billen open te trekken. De man dreef zijn lul naar binnen en maakte een doorgang langs zijn sfincter. Nog was de man niet voldaan. Hij greep de jongen bij zijn heupen en trok Marcus achteruit terwijl hij zijn kloppende lul in het kontje van de knaap begroef, zover hij kon. Marcus' schrille kreten vervulden de gang. Hij was al eerder geneukt, maar zachtjes en met liefde door mannen die voor hem zorgden. Deze keer was er geen liefde of zorg, alleen maar brutaliteit. 'Zo,' dacht Marcus toen de pijn door zijn lichaam schoot, "wordt een slaaf geneukt." De man duwde opnieuw naar voor. Gespietst op de kloppende lul van de man, leek het voor Marcus alsof zijn hele lichaam opengereten werd, van aan zijn aars naar boven. De man duwde weer naar voor met zo'n kracht dat de voeten Marcus van de grond gingen en zijn hoofd tegen de muur van de gang geramd werd. Marcus voelde de man diep in zich klaarkomen. De man bleef ter plaatse tijdens zijn orgasme en daarna liet hij hem los. Marcus tuimelde voor zijn voeten op de grond.

Hij werd even met rust gelaten, even maar. Hij werd in zijn ribben geschopt.

"Sta op hoer," schreeuwde de man. "je werk is nog maar half. Komaan, lik je vuil van me af, jij vuile hondendrol."

Hij greep de jongen bij zijn slavenhalsband en trok hem op zijn knieën. Marcus kon de prik van de man slap op enkele centimeter van zijn gezicht zien hangen, bedekt met shit en bloed en sperma. Automatisch deinsde hij achteruit. Zoiets had hij nog nooit moeten doen.

"Oh, te goed om je plicht te doen bij een lid van de Pretoriaanse wacht, jongen? Wil het kleine heertje de punt van mijn zwaard voelen?"

De secretaris merkte dat Marcus een erectie had, ondanks de ruwe behandeling. Het kereltje genoot van sommige dingen die hem aangedaan werden, dacht hij. Hij probeerde wat troost te vinden als hij hieraan dacht.

Marcus voelde het koude metaal in zijn nek. Hij boog zich snel naar voor en likte het vuil van het slappe lid van de man.

Na een minuut of twee hield de soldaat hem vast bij zijn haar en trok hij zijn hoofd achteruit.

"Dat is proper genoeg," zei hij en hij plantte zijn knie in het gezicht van de jongen. Marcus tuimelde achterover en bedekte zijn gezicht met zijn handen. Er droop bloed tussen zijn vingers.

"Waarom heb je dat gedaan?" vroeg de secretaris terwijl hij op zijn knieën viel naast de jammerende knaap.

"Je zou me moeten bedanken omdat ik dit ventje hier de les spel." lachte de soldaat hartelijk. "Jij vindt het een leuk kereltje, misschien moet ik jullie maar alle twee afslachten. Geef me nu maar mijn zwaard terug."

"Komaan, je hebt nu je pretje gehad." zei zijn maat. "Hier is je zwaard, laten we nu weggaan. Ik wil nog wel een lief, maagdelijk kontje vinden."

Naar alles wat ik over Corax gehoord heb, zal je hier eerder maagdelijke meisjes vinden dan maagdelijke jongens," antwoordde zijn vriend toen ze samen afdropen.

"Marcus, Marcus, het spijt me," kreunde de secretaris terwijl hij zich over de jammerende jongen boog.

Marcus gromde en zette zich op zijn knieën terwijl hij zijn handen aan zijn bloedende neus hield.

"We hebben het tenminste overleefd," jammerde hij. Hij zette zijn vrije hand tegen de muur en duwde zichzelf vol pijn recht. "We kunnen beter verder gaan voor er nog meer opdagen."

Ze vonden de voerman in de tuin achter de villa. Hij zadelde de paarden op in het koude, grijze licht van de opkomende dageraad.

"Dit is de jongen die je met je mee moet nemen naar de boerderij," zei de secretaris, terwijl Marcus half droeg en half ondersteunde..

"Het lijkt wel alsof het arme ventje al heel wat doorstaan heeft," merkte de voerman op, toen hij Marcus' gekneusde gezicht zag. De neus van Marcus bloedde niet meer maar er drupte nog altijd wat bloed van zijn kin, waar de soldaat zijn lip had gespleten.

"Alles in orde? In de kar dan."

Marcus zette vol pijn een been op de kar en trachtte zichzelf er op te hijsen. De voerman vloekte toen hij zag in welke staat zijn rug was en toen hij de zwarte vlek zag die aan de binnenkant van zijn dijen liep. Zonder iets te zeggen hees hij Marcus op de kar en dan zette hij zich ernaast. Hij droeg hem naar voor en spreidde wat zakken neer, om een bed te maken. Dan legde hij hem erop.

"Jongens krijgen gewoonlijk geen zakken om op te liggen," merkte hij op, "maar jij hebt het moeilijk gehad zo te zien, dus maak ik voor jou een uitzondering. Maar maak er geen rommel, hoor je me?"

Marcus knikte nederig.

"Goed, zorg dan nu maar dat je er niet af tuimelt." De man trok aan een metalen ketting, die aan de bodem van de kar vast zat. Dan maakte hij hem vast aan zijn enkel.

De voerman ging naar de achter en sprong van de kar af.

"Hier," zei de secretaris terwijl hij hem een dozijn koperen munten gaf. "Dat is om de jongen eten te geven en om hem te verzogen als hij het nodig heeft."

"Bedankt heer." antwoordde de man en stak de munten in zijn zak. "De jongen zal in orde zijn, maak u zich daar maar niet ongerust om. Jongens zijn ijzersterk. Hoe meer je ze slaat, hoe sterker ze worden."

Hij wandelde naar de voorkant van de kar en klom op de zitting. Hij liet zijn zweep knallen en de paarden zetten zich in beweging. De kar reed log de tuin uit. De voerman grijnsde vrolijk. Hij rekende uit dat hij Marcus gerust eten kon geven voor een zesde van wat hij gekregen had. De reis zou drie dagen duren. Hij zou in elk geval heel wat winst uit de jongen kunnen slaan.

WORDT VERVOLGD